Toen in de laatste dagen van Augustus de zekerheid bestond dat het beleg van Toulon was opgebroken, besloot Orleans tot de in sluiting van Lerida over te gaan, hoewel de meeste zijner generaals, onder wie ook Berwick, er weinig heil in zagen en het beleg liever tot het volgend voorjaar hadden willen uitstellen. Hij wilde de in sluiting vooraf doen gaan door een offensieve beweging tegen het geallieerde leger bij Bellpuig, hetzij om tot een slag te komen, hetzij om door een krachtige demonstratie de tegenpartij te intimideren en van pogingen tot ontzet af te houden. Met 17 bataljons en 55 eskadrons ging hij bij Balaguer over de Segre en trok rechtstreeks op het kamp van Bellpuig los. De geallieerden schijnen geheel verrast geweest te zijn; ook Novelles schrijft dat zij zich hebben laten surpreneeren'. Zij trokken, 'met grote precipitantie' een £0 km terug tot in de streek van Nomené en Igualada, met achter lating van veel bagage, graan en fourage, en volgens Quincy een 2oo-tal ossen. Het is nog een open vraag of, had Orleans zijn opmars doorgezet, zij niet tot Barcelona zouden zijn teruggegaan. Toen de vijand echter met het gros zijner strijdkrachten over de Segre terugkeerde betrokken zij het kamp van Bellpuig opnieuw; de infanterie legerde naar het schijnt iets meer Oostelijk, bij Tarrega. De gezamenlijke sterkte moet 19 bataljons en ongeveer 50 eskadrons hebben bedragen. De toestand dier troepen wat betaling en verpleging, en derhalve ook wat tucht en gevechtswaarde betreft, schijnt echter vrij veel te wensen te hebben overgelaten. Orleans beschikte in deze tijd over yi volgens Van Rynevelt £9 bataljons en 72 eskadrons. Van deze werden, volgens de bij Quincy opgenomen lijst, 33 bataljons en 54. eskadrons gelegerd in een vijftal kampen, van Balaguer tot Monzon, en het hoofdkwartier in eerstgenoemde stad. Van deze troepen werden, naar men uit Quincy's beschrijving van het beleg moet opmaken, een 24 bataljons en enige eskadrons voor het beleg ten Westen van de Segre bestemd. De insluiting ten Oosten van de rivier schijnt te zijn geschied door de resterende 18 bataljons en 18 eskadrons, hoewel Quincy spreekt van slechts 8 bataljons onder Havre. Lerida, het oude Illerda der Romeinen, was als bijna alle Spaanse steden als vesting verouderd, doch door toevoeging van enige nieuwe werken zo goed mogelijk aan de eisen des tijds aangepast. Van welke aard deze werken waren is uit de beschrijvingen noch uit de voorhanden zijnde tekeningen geheel duidelijk, evenmin als het grondplan. Wij weten slechts dat zich binnen het Noordelijk stads deel een gebastionneerde tweede enceinte bevond, en een dergelijk werk buiten de ringmuur, tussen deze en de Segre. Het Oostelijk 240

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 268