deel van de stadsmuur werd afdoende beschermd door de Segre;
ten Zuiden van de stad lag op een berg het sterke fort Garden of
Gordin. Als het zwakste deel mocht het Noordfront worden be
schouwd, waartegen de aanval dan ook werd gericht. Over de Segre
voerde een stenen brug naar een ravelijn aan de overzijde, dat bij het
beleg geen rol heeft gespeeld. De grootste moeilijkheden had de
belegeraar te verwachten behalve van het reeds ingetreden najaar,
van de rotsachtige, dus moeilijk te bewerken grond en aan de
schaarste van hout, dat in de omtrek weinig te vinden was. De
belegerden hadden dit euvel nog verergerd door alle tuinen en
houtgewas in de omtrek grondig op te ruimen.
Een grote sterkte bezat het op een steile, dominerende berg
gelegen kasteel. Aan de Zuidkant alleen was de toegang minder steil,
maar hier werd zij betwist door een gebastionneerde wal en nog
een of twee andere enceintes. Op het hoogste punt troonde het
eigenlijke kasteel, thans kazerne, een massief gebouw, uit de Middel
eeuwen dagtekenend. Voorts was er de grote, thans sinds lang ver
laten kathedraal, in de tegenwoordige toestand nog merkwaardig
wegens fraaie resten van Romaanse en Gothische ornamentiek,
en met een even merkwaardige klokketoren1).
Aan levens- en krijgsbehoeften ontbrak het de verdedigers niet.
Talrijke miquelets en landbewoners, van heinde en ver met hun
have en goed in de stad gevlucht, werkten dapper mee aan de ver
dediging. Aan de vestingwerken was de laatste maanden ijverig
gewerkt, doch blijkbaar niet in voldoende mate om de uit de
middeleeuwse inrichting voortspruitende gebreken te verhelpen.
Er waren noch een gracht, noch een bedekte weg, noch doelmatig
ingerichte buitenwerken. Geschut kon, zo lezen wij, alleen op het
kasteel worden opgesteld, daar op de stadsmuur geen plaats was en
zij niet met aarde was aangevuld. De artillerie moet uit 33 stukken
en enige mortieren hebben bestaan; die vond men althans, volgens
Quincy, bij de overgave, met nog een ruime voorraad munitie. Uit
alles blijkt, dat het geschut uitstekend bediend werd, en, geholpen
door de dominerende opstelling, de belegeraars grote schade heeft
toegebracht.
Elet garnizoen bestond uit zes bataljons, namelijk de twee
Noyelles a.d. St.Gl. en a.d. R.v.St., Gerona 7 September (resp. St.Gl. 7160 en R.v.St. 672);
'Feldzüge' 27^ vlg.Quincy 426, 427, 438. Dislocatie van het leger van Orleans bij Quincy V-428.
Van het beleg staat slechts een gebrekkig plan ter beschikking bij Quincy V-426. Die in de Eur.
Mercurius en bij V. Rynevelt zijn waardeloos. Het bruikbaarst schijnt te zijn het plan, voorkomende
in de atlas bij 'Feldzüge' doch zonder de belegeringswerken. Van het kasteel komt een vrij duidelijke
plattegrond voor in de atlas, behorende bij 'Histoire de Jules César Guerre civile' door de kolonel
Stoffel, Parijs 1887, waarin ook afbeeldingen van Lerida en Mequinenza.
241