Lodewijk Baron van Leefdael, dat van Noyelles onder de kapi tein Nicolaas Kien1). Aanstonds nadat het insluitingsleger voor de stad was aangekomen, werd begonnen aan het opwerpen der circumvallatie en aan de verdere toebereidselen tot het beleg. Hierbij hadden de belegeraars al dadelijk met grote bezwaren te kampen. De artillerie en munitie lieten langdurig op zich wachten. Er was groot gebrek aan fascines, hout en dekkingsmiddelen. Aanhoudende regenval vertraagde de werkzaamheden, en deed de Segre zodanig zwellen dat de communi- catiebruggen, welke men boven en beneden de stad had geslagen, wegdreven. Hetzelfde was reeds de Romeinen van Caesar over komen, toen zij vóór zeventien eeuwen bij het oude Illerda hun legerplaats hadden opgeslagen. Eerst na het vallen van het water konden de bruggen worden hersteld 2). Door al deze tegenspoed gingen drie weken heen voordat, in de nacht van 2 op 3 October, de loopgraven tegen het Noordelijk deel der stad konden worden geopend. De verliezen, hierbij geleden, waren gering, mede doordat de belegerden pas laat bemerkten wat er gaande was. Voor de verdere gang van het beleg zijn wij voor namelijk op twee bronnen aangewezen: de beschrijving van De Vooght van Rynevelt, toen ter tijd luitenant in het bataljon van Noyelles, en Quincy, die niet bij het beleg was, maar een dagboek, of althans een dagelijks rapport van de werken blijkt te hebben benut. Beide schrijvers vullen elkaar aan met dien verstande dat Rynevelt verschillende gevechten noemt, waarvan Quincy geen melding maakt, en zoals gewoonlijk spreken zij elkaar op sommige punten tegen. Van het insluitingsleger kwamen voortaan dagelijks vier bataljons op wacht in de loopgraven, die des avonds werden afgelost. Des namiddags van de 4e deden de belegerden ter vertraging van de werken een krachtige uitval, waarbij zij de vijand aanvankelijk uit zijn werken verdreven, en na een scherp gevecht met de wacht- bataljons en veel verlies aan weerskanten in goede orde naar de stad terugtrokken. In de nacht van 4 op October maakt de belegeraar een aanvang met het opwerpen van batterijen. De loopgraven maken 243 De graaf van Falais, die het regiment van zijn vader Noyelles had overgenomen, was kort te voren naar Holland vertrokken; evenzo diens opvolger Verpoorten, wegens ziekte. In zijn plaats trad de adjudant-generaal, de kapitein Nicolaas Kien (V. Rynevelt 1-266, 236, 237). 'Feldzüge' IX-277 noemt als bevelhebber van het Hollandse contingent de 'oberstleutnant' Vidders; deze is niet in het Staatse leger te vinden. Uit de aard der zaak was Leefdael als kolonel de aangewezen persoon. 2) Bello Civ. 1-61-4 vlg.Quincy V-430, 431. Quincy (V-431) vermeldt nog een uitval van mique- lets op 12 September; de Europische Mercurius (p. 194) en 'Feldzüge' (IX-277) een op 17 Sep tember; bij de laatstgenoemde zouden de belegeraars vrij zware verliezen (200 man) hebben geleden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 273