intussen bevredigend voortgang, ondanks het hevig vuur van het
op het kasteel opgestelde geschut, en geweervuur van de wallen.
De je wordt een aanval op een buitenwerk aan de kant van de Segre,
doch waarvan de juiste ligging niet blijkt, met verlies voor de aan
vallers afgeslagen; de 8e echter blijven zij, na een tweede bestor
ming en wakkere tegenstand, meester van het werk. Bij Quincy
vinden wij melding gemaakt van een uitval in de nacht van 8 op 9
October, 'dans laquelle ils brülerent quelques fascines et comblèrent
quelques travaux, mais ils furent bien vite repoussés', bewoordingen
waarin duidelijk doorschemert dat de uitval niet zonder succes is
geweest, hoewel Van Rynevelt hem met stilzwijgen voorbijgaat.
Inmiddels zijn de aanvallende batterijen, hoewel onder veel be
zwaren, gereed gekomen, en des morgens van de 9e openen vier
batterijen, elk van vier tot zes stukken, het vuur tegen de wallen.
Tevens wordt een mortierbatterij van vier stukken bestemd tot het
bombarderen van een bastion van het kasteel. Hier stonden 14
stukken van de verdedigers opgesteld, die een zo welgericht vuur
afgaven dat een van 's vijands batterijen tot zwijgen werd gebracht.
Die nacht begonnen de belegeraars met sapperen (Van Rynevelt
spreekt van 'ondergraven').
De 10e werd het geschutvuur met grote hevigheid voortgezet;
volgens Quincy deed elk stuk zelfs 90 schoten per dag. De ver
dedigers bleven het antwoord niet schuldig. Dit blijkt wel hieruit
dat Orleans persoonlijk in de batterijen kwam, de kanonniers
aanmoedigde met gelduitdelingen ('de grandes liberalités') en de
officieren der artillerie met 'beaucoup de caresses'. Overbodig was
dit niet: een dier heren, zo verhaalt Quincy, werd 'coupé en deux'
door een kanonskogeleen andere sneuvelde door een musketschot,
en een majoor stierf nadat hem een stukgeschoten arm was afgezet.
Ook werden verscheidene kanonnen geraakt, hoewel niet zo dat zij
onbruikbaar werden. Dit alles kon niet verhinderen dat er de 10e
reeds flinke bressen waren geschoten, waarvan de omvang ziender
ogen toenam. De belegerden sneden de gevaarlijke plaatsen af
d.m.v. een retranchement met gracht en palissadering. Het sapperen
gingen zij zo goed mogelijk tegen door het werpen met stenen;
ook met hun handmortieren vuurden zij niet zonder succes.
In de avond van de 1 2e October gaan de belegeraars met 6 com
pagnieën grenadiers, 800 werklieden en zes bataljons, gelijkelijk
over de twee bressen verdeeld, tot de bestorming over. De ver
dedigers wachten de aanval af in hun retranchement. Twee uur lang
wordt verwoed gevochten; de burgers en boeren, in afzonderlijke
afdelingen geformeerd, nemen dapper aan de strijd deel. Aan weers-
244