- in navolging van hem - Van Rynevelt, een honderdtal boeren
het leven, die zich niet goedschiks wilden laten beroven.
Een tweede nadelig gevolg van de gang van zaken was dat een
groot aantal burgers en boeren met vrouw en kind naar het kasteel
waren gevlucht, en dat men wel genoodzaakt was deze toe te laten,
omdat Orleans dreigde, hen anders als rebellen te zullen behan
delen. Dientengevolge werd niet alleen het aantal onnutte monden
vergroot, maar ook de legering zeer ongunstig beïnvloed1). Men
moest de grote kathedraal hiertoe in gebruik nemen, die gelukkig
het voordeel had, dat het dak 'van boven plat zijnde' tegen bommen
bestand was.
Dat de stad, in weerwil van de krachtdadige verdediging, slechts
tien dagen na het openen der loopgraven weerstand had kunnen
bieden, kan alleen aan de gebrekkige vestingwerken worden toe
geschreven. Het kasteel zou, naar te verwachten was, de belegeraar
meer werk geven. Het domineerde alle batterijen en verdere werken
des vijands, en de Hollandse artilleristen hadden reeds overvloedige
blijken gegeven, hun vak te verstaan. Daarbij kwam de moeilijkheid
van het sapperen en graven in de harde rotsgrond, en ten slotte het
reeds ver gevorderde seizoen. Enige dagen werd er dan ook in het
Franse hoofdkwartier over beraadslaagd of men het beleg zou onder
nemen dan wel zich tot een blokkade bepalen. Tegen de mening
van velen, ook van Berwick, zette Orleans de belegering door.
Besloten werd, de aanval te richten tegen de Noordzijde, dus
buiten de stad, en aan de stadszijde met een insluiting te volstaan;
de reden dier keuze vinden wij niet medegedeeld. De 16e October
werden de loopgraven geopend. In de stad bepaalde men zich er toe
een tweetal mortieren op te stellen tot het werpen van bommen.
Ook een kanonbatterij werd er opgeworpen, maar het duurde lang
eer zij in werking kon komen, omdat zij zeer blootgesteld lag en er
dan ook veel volk werd verloren. Ook hadden de verdedigers in de
stad nog twee huizen, niet ver van het kasteel, bezet gehouden, en
hierom werd nog enige dagen naar het schijnt vrij hardnekkig ge
vochten. Eerst de 23e werden zij door de verdedigers in brand
gestoken en verlaten.
De verdedigingswerken van het kasteel bestonden aan de aan
gevallen zijde geheel uit zware muren in twee of drie opvolgende
enceintes; er wordt althans gesproken van een faussebraye en een
bedekte weg. Ten dele waren het slechts bekledingsmuren van de
246
x) Het zelfde deed zich voor toen Suchet in Mei 1810 de stad stormenderhand had ingenomen.
De drom der vluchtelingen was toen zo groot dat de gouverneur Gonzaga zich genoodzaakt zag, het
kasteel over te geven.