mortieren, die op een kat naast het reduit waren opgesteld en het
de vijandelijke batterijen nog zeer lastig maakten.
De 2e November zegt Quincy: 'Les troupes se logèrent par la
sappe tout le long du chemin couvert, qui est lui même le long de
la fausse braye que les ennemis furent obligez d'abandonner'. Men
moet hieruit opmaken dat ook de bedekte weg inmiddels was
ontruimd, hoewel van een strijd om dit werk nergens wordt ge
sproken.
De 3e November begonnen de mineurs, onder een beschutting
van balken, op twee plaatsen hun werkna een paar uur werden zij
echter verdreven door hevig werpen met handgranaten en buskruit,
waarmee de schutbalken in brand werden gestoken. De volgende
nacht nestelden zij zich evenwel opnieuw in de uitgravingen, en
sedert ging het werk voort hoewel moeizaam, wegens 'la dureté du
roe'het zelfde gold voor het sapperen.
Van buiten hadden de belegerden weinig hulp te verwachten.
Tot het ontzet toch zouden de geallieerden de Segre moeten over
steken, en hierop was weinig kans met de geringe troepenmacht
waarover zij beschikten. De dappere verdedigers eenvoudig aan
hun lot overlaten ging echter niet aan, en een poging of demonstratie
was al het minste wat men kon doen.
Op het einde van October verzamelt Galway derhalve, met
behulp van troepen uit verschillende vestingen, een legermacht
waarvan de sterkte volgens Franse bron 19 bataljons en 72 eskadrons
moet hebben bedragen, getallen die niet geheel onwaarschijnlijk
voorkomen als wij bedenken dat de ruiterij over het algemeen zon
der al te zware verliezen uit de debakel van Almansa was ontkomen.
Met deze troepen verliet Galway het kamp van Bellpuig en
Tarrega, om zich neer te slaan bij Las Borjas op een 20 km van
Lerida. Van hier verrichtte hij met 14 eskadrons een verkenning in
de richting van de ingesloten veste, waarin ook de overgangen over
de Segre werden betrokken. Orleans had echter zijn troepen van
de linker oever der Segre teruggenomen, en een observatiekorps
gevormd van 28 bataljons en 60 eskadrons, waarmee Berwick de
overgangen bewaakte. Drie en twintig bataljons en 12 eskadrons
bleven het beleg voortzetten. Galway zag de onmogelijkheid in,
tegen deze overmacht het ontzet te willen beproeven, en keerde
in het begin van November naar Las Borjas terug. Een ruiter
gevecht met enige eskadrons van Zerezeda, dat naar het schijnt
weinig gelukkig afliep, was het enige waartoe de verkenning
aanleiding gaf. Niettemin schijnt Galway's opmars toch enige
vertraging in het beleg te hebben gebracht, hoewel het werpen
248