van bommen en de beschieting intussen werden voortgezet1). De toestand der vesting werd thans meer en meer critiek. Het aanhoudende bombardement had in de enge ruimte op de duur zware verliezen ten gevolge; de bommen deden, volgens Rynevelt, 'een yselyke werking in een eng en digt bewoond kasteel'; de voorraadplaatsen van levensmiddelen (Rynevelt noemt als zodanig wijn, brandewijn, gezouten vlees, spek, kaas, rijst, olie en bonen) werden vernield, zodat grote schaarste aan deze artikelen ontstond. Voor de gewonden ontbrak het aan verkwikking en verband middelen, zodat er 'van de drie nauwelijks één opkwam'. Zware dienst en ongemakken hadden een toenemend aantal zieken ten gevolge; het geschut was op een paar stukken na 'lam en onbruik baar' kanonneren en bombarderen was, zo zegt Rynevelt, 'onze dagelijkse tijdkorting'. In het reduit en de aangrenzende muren waren reeds flinke bressen geschoten, en het mineren was sedert de 4e November geregeld voortgezet, zonder dat de verdedigers konden weten, hoever de mijngangen zich uitstrekten. Hiertoe toch zou men tegenmijnen hebben moeten graven, een zaak waarvan in de huidige omstandigheden geen sprake kon zijn. De 1 oe November achtte Orleans de vesting stormrijp en werden de bevelen voor de aanval gegeven, die des avonds van die dag zou plaats vinden. Twee en dertig compagnieën grenadiers, acht batal jons en de nodige werklieden bezetten de loopgraven; mijnen waren op twee plaatsen gereed ter ontsteking. Hessen-Darmstadt had de bestorming willen afwachten. De meeste andere bevel hebbers (in 't bijzonder wordt de generaal Wills als zodanig ge noemd) verkozen het behoud der nog resterende bezetting boven een verdediging tot het uiterste. Deze wisten hun wil tegen de opperbevelhebber door te zetten, en zodoende werd des avonds 7 uur de chamade geslagen. Darmstadt deed nog een poging, het fort Garden, dat in 't geheel niet was aangevallen, buiten de capitu latie te houden, wat afstuitte op de absolute weigering van Orleans, die een eervolle capitulatie aanbood, doch slechts met inbegrip van het fort. Vervolgens werden gijzelaars uitgewisseld; van de zijde der geallieerden werd Leefdael hiertoe gekozen, benevens een luit.- kolonel en een majoor. Des nachts nog werd de capitulatie getekend. Zij kon moeilijk eervoller zijn: met alle tekenen van krijgseer en met medeneming van twee kanonnen, twee mortieren en munitie voor zes schoten zou de bezetting langs de kortste weg uittrekken naar het geallieerde leger, geëscorteerd door 1^0 ruiters. De 249 x) Feldzüge IX-279, 280; V. Rynevelt I, 279-281; Quincy V, 437-439. De data worden ver schillend opgegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 279