genomen expeditie naar het koninkrijk Napels tot ernstige wrijving aanleiding gaven. Ten slotte was het slechts door de pressie der zee mogendheden, die dreigden, de 28 000 man, welke zij in Italië onderhielden, terug te zullen roepen, dat de Keizer zich liet be wegen, zijn troepen voor de voorgenomen operatie beschikbaar te stellen. Helaas was ook Eugenius van Savoye in een overeen komstige stemming. Niet dat het hem aan de wil tot medewerken ontbrak, maar blijkens al zijn uitlatingen had deze eminente veldheer van het begin af aan weinig vertrouwen in het welslagen der expe ditie. De rechte inspiratie was bij hem afwezig, en onwillekeurig moesten de krijgsverrichtingen van dit gebrek aan enthousiasme de stempel dragen. De Brits-Nederlandse vloot, linieschepen sterk, waaronder 1 van de Republiek, onder Cloudesley Shovel en de vice- admiraal Van der Goes, had tot taak, met alle kracht haar mede werking aan de operatie te verlenen, zowel door blokkade en be schieting uit zee als door het verschaffen van geschut, munitie en bedieningsmanschappen voor de batterijen te land. Ook waar borgde zij een ongestoorde aanvoer, zodat Eugenius bij zijn opmars verschillende vestingen, als Nizza en Antibes, zonder zich met een beleg op te houden kon voorbijtrekken. Het was deze vloot die in April de voor het leger bestemde recruten te Alicante, daarna te Tortosa, had ontscheept, vandaar naar Barcelona en vervolgens naar de Franse kust was gestevend. Aan Franse zijde voerde Tessé het bevel over een niet onaanzien lijke strijdmacht, namelijk van 60 bataljons en 4^ eskadrons, ter verdediging van de Frans-Italiaanse grens. Hij verkeerde lang in het onzekere omtrent 's vijands plannen, en was, daar ook met een inval in Dauphiné en Savoye rekening moest worden gehouden, wel genoodzaakt, zijn troepen over een grote ruimte te verdelen. Eerst omstreeks half Juni verkreeg hij betrouwbare aanwijzingen met betrekking tot de voornemens der geallieerdentegen het einde der maand werd met zekerheid bericht, dat de vijand in opmars was over de Col di Tenda. Inderdaad trok Eugenius de eerste dagen van Juli aan het hoofd van 3^ 000 man Frankrijk binnen: een geringe troepenmacht voor een zo belangrijke onderneming. De 1 ie Juli stonden de geallieerden aan de Var, een onbeduidende rivier, waar de Fransen nochtans versterkingen hadden aangelegd en enige tegenstand hoopten te bieden. De vloot der zeemogendheden, die hier tegelijkertijd ver scheen, verijdelde echter dit voornemen, door de vijandelijke schans krachtig onder vuur te nemen, terwijl een deel der beman- 2 SS

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 285