ning in sloepen aanstalten maakte tot een landing. De verdedigers
werden door een en ander aan de kust vastgehouden, terwijl de
geallieerden op een hoger gelegen punt de Var overstaken, en
zodoende het Franse detachement tot de terugtocht noodzaakten.
De verdere mars werd niet afgelegd met de snelheid, waarvoor
men aan de Franse zijde bevreesd was, en die voor het te bereiken
succes wenselijk was. Eerst de 26e verschenen Eugenius' troepen
voor Toulon. TessÉ had dus schier een maand tijd gehad, niet alleen
om van alle kanten krijgsvolk naar de bedreigde stad te doen komen,
maar ook Toulon zelf, dat aanvankelijk slechts zwak bezet en zeer
onvoldoende versterkt was, in staat van tegenweer te brengen. Hij
paste, om de insluiting der vesting onmogelijk te maken het middel
toe, dat reeds Vauban in zijn latere jaren voorstondhij legerde
het merendeel zijner troepen, die de 2^e reeds een sterkte van
40 bataljons hadden bereikt, in een drietal verschanste legerplaatsen
ten Noorden, Noordwesten en Westen van de stad. Aan de ver
sterking dier kampen werd met grote kracht gewerkt.
Reeds dadelijk bij hun aankomst maakten de geallieerden zich
meester van de hoogte van Croix-Faron; de 30e veroverden zij
stormenderhand het op een beheersende hoogte gelegen fort St.
Catharine. Het kamp van St. Anna, waarop de verdediging voor
namelijk steunde, was echter reeds in die mate versterkt, dat een
aanval zonder krachtige steun van artillerie geen resultaat beloofde
met de bouw van batterijen was in het bergterrein veel tijd gemoeid,
welke de verdedigers zich wederom ten nutte maakten. Een groot
nadeel was voor de aanvallers vooral, dat de stad aan de Westzijde
niet kon worden ingesloten; het gevolg van een en ander was, dat
hun kansen met de dag slechter stonden. De i^e Augustus her
overden de Fransen de hoogte van St. Catharine. Weliswaar namen
de geallieerden de 16e en 17e de aan de zeezijde gelegen forten
St. Marguerite en St. Louis, doch de kans om de stad ten val te bren
gen was toen reeds vrijwel verkeken.
De 22e werd de terugtocht aanvaard. De geallieerden wilden
evenwel de expeditie niet beëindigen zonder de in de haven liggende
schepen althans zo veel mogelijk schade toe te brengen, hetgeen de
laatste dagen van het beleg geschiedde door een hevig bombarde
ment van de zeezijde, voornamelijk door drie Engelse en twee
Staatse bombardeergaljoten. Twee of drie Franse schepen werden
vernield en enige branden veroorzaakt in de stad en op de werven,
doch, volgens Franse berichten althans, was de schade niet van veel
betekenisin allen gevalle woog zij niet op tegen de teleurstelling van
het falen der onder zo grote verwachtingen begonnen onderneming.
256