kelijke twisten over de winterkwartieren. Om deze te sussen riep Marlborough, die wij steeds als ordebewaarder in de Grote Alli antie zien optreden, de hulp in van Geldermalsen, gecommiteerde van de Raad van State in Duitsland, die in deze tijd te Frankfurt ver toefde In het Noorden dreigde sedert begin Januari een conflict tussen Denemarken en Holstein wegens Lübeck. Denemarken maakte hier aanspraken op het bezetten van de opengevallen bisschopszetel, en zette die in de daad om door de stad met troepen te beleggen. Een gewapende botsing diende hier voorkomen te worden, wilde men geen kans lopen dat de Deense troepen, die men onmogelijk kon missen, zouden worden teruggeroepen. Doch eind Maart kon Marl borough berichten, dat een 'expedient' door de Deense koning geaccepteerd was, mede dank zij de tussenkomst van prins-gemaal George van Denemarken 2). Ook de pogingen, van Franse zijde aangewend, Pruisen te bewe gen, zich uit de Grote Alliantie los te maken, waartoe een zekere Bielke, op weg van Frankrijk naar Zweden, zich enige tijd te Berlijn ophield, hadden geen succes, zodat ook op het diplomatieke schaak bord de verbonden mogendheden tot nog toe de overhand be hielden 3). Was, gelijk ieder jaar, op het Europese toneel de militaire en staatkundige voorbereiding van de komende campagne een aaneen schakeling van verdrietelijkheden, ook in de Republiek hadden Heinsius en zijn medebewindvoerders de nodige moeilijkheden op te lossen. Allereerst was daar de benoeming der generaals, die in de aan staande veldtocht zouden worden 'geëmployeert'. Een voorstel, hieraan voorafgaande, om de generaals hun regimenten te ontnemen, waarvoor zij dan een schadeloosstelling van 3000 gulden per jaar zouden ontvangen, werd ad calendas Graecas verschoven. Elet was een dier voorstellen, welke, hoe rationeel ook, zozeer streden met eeuwenoude traditie en blijkbaar ook met de financiële belangen der betrokkenen, dat slechts in een revolutietijd kans bestond op ver wezenlijking. Meer moeite had de generaalsbenoeming in. Obdam had zijn po ging om ingedeeld te worden als generaal der cavalerie nog steeds niet opgegeven, maar zijn kansen waren sinds lang gering. Met Slangenburg was men minder gauw klaar. Herhaaldelijk had de Murray II-399; Seer. Res. St.Gl. i Febr. 1706 (St.Gl. 2351). 2) Murray 11-463-, V. 't Hoff nr. 369. 3) Lamberty IV-4; Murray II-391. 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 28