ALGEMENE TOESTAND
Uit de voorgaande bladzijden zal zijn gebleken, dat het afgelopen
jaar voor de geallieerden geenszins de uitkomsten had opgeleverd,
welke zij, gezien de grote inspanning die zij zich hadden getroost,
en de in Frankrijk reeds lang heersende financiële uitputting, meen
den te mogen verwachten. Op alle fronten hadden de strijdkrachten
der twee kronen hetzij zegevierend gestreden, hetzij althans met
succes weerstand geboden. Van enige neiging tot onderhandelen
was nochtans aan de kant der Grote Alliantie geen sprake. Hier
trok men uit de ervaringen van de voorafgegane veldtochten slechts
de slotsom, dat nóg grotere krachtinspanning noodzakelijk was, zij
het ook ten koste van zware geldelijke offers.
Deze laatste drukten op de Republiek verreweg het zwaarst, en
hier zag men de toekomst dan ook met grote zorg tegemoet. Een
duidelijk beeld hiervan geeft Heinsius' brief aan Marlborough
van 6 December. De raadpensionaris heeft blijkbaar behoefte ge
voeld, tegen het einde des jaars een overzicht, men zou kunnen
zeggen een wapenschouw, te houden over de algemene toestand en
de vooruitzichten voor de naaste toekomst1).
Wat Spanje aangaat, bestond er grote kans zo oordeelde hij
terecht dat dit land in het komende jaar verloren zou gaan. De
oorlog hier verslond schatten aan kostbare en verliesrijke scheeps-
transporten met gering rendement. Frankrijk kon er, naar over
vloedig was gebleken, steeds gemakkelijker en sneller ingrijpen dan
de geallieerden. Er waren wel enige, voornamelijk Paltsische,
troepen uit Italië tot secours bestemd, maar deze waren ten enen
male onvoldoende om het gestelde doel te bereiken, dat immers
op een feitelijke verovering van het land neerkwam. Voor de oorlog
aan het Italiaanse front was de twist tussen de Keizer en de hertog
van Savoye een zware belemmering. Aan het Oostenrijks oorlogs
potentieel knaagde nog steeds de Hongaarse opstand. De landgraaf
van Hessen wilde zijn troepen uit Italië terugroepen, en alles samen
genomen, scheen de kans op een nieuwe Franse inval hier niet
denkbeeldig 2). Over de oorlog in Zuid-Duitsland behoefde men
zich niet veel illusies te maken; men kon van geluk spreken, dat
HOOFDSTUK I
x) V. 't Hoff nr. £81.
2) Over de onderhandelingen met de Keizer: Weensche Gezantschapsberichten, uitg. d. Dr. G.
von Antal en Dr. J. C. H. de Pater, Dl. II-391 (R.G.P. 79).
265