kundige orde en de 'Protestant Succession'. Hun overwicht, reeds onbetwist sedert het aftreden van Harley en St. John in Februari van dit jaar, werd bij de eerstvolgende, in Mei gehouden verkie zingen voor het Lagerhuis, voor goed naar het scheen bezegeld1). De tien Engelse, te Oostende ingescheepte bataljons konden, zonder geland te zijn, naar de Nederlanden terugkeren, en, alle gevaar geweken zijnde, kon ook Marlborough zich naar Den Haag begeven voor de te houden besprekingen over de aanstaande veldtocht. Eugenius was 23 Maart uit Wenen vertrokken, en kwam 8 April in Den Haag aan; Marlborough twee dagen later. Stan hope vergezelde hem om de conferenties te kunnen bijwonen, waartoe ook De Quiros, de landvoogd van Karel iii in de Neder landen, uit Brussel was overgekomen. De besprekingen waren dan ook, wegens de vele nog onopgeloste kwesties en wrijvingspunten, van uitnemend belang. Behalve met Heinsius en andere vertegen woordigers der Staten-Generaal, verzuimden de veldheren niet, nog een afzonderlijke conferentie met Hop te houden, wegens diens invloed in Amsterdam 2). Het plan, hetwelk Eugenius ter tafel bracht en dat ten slotte aller goedkeuring wegdroeg, omvatte het optreden van twee legers in Duitsland; een van 40 000 man onder zijn eigen commando aan de Moezel, en een tweede van 4^ 000 man onder de keurvorst van Hannover aan de Bovenrijn. Het Moezelleger zou bestaan uit 20 000 man keizerlijke- en voorts uit Saksische en Hessische troepen in dienst der zeemogendheden. Het zou, behalve aan de Moezel, naar omstandigheden, zo heette het, ook elders kunnen opereren. Het leger aan de Bovenrijn zou gevormd worden door troepen van de Schwabische, Frankische, Bovenrijnse en Westfaalse kreitsen, van Mainz en Hannover, en uit 4000 man Wurtembergse troepen in Staatse dienst, benevens nog enige kleinere Duitse contingenten. In de Zuidelijke Nederlanden zou Marlborough het bevel voeren over 107 bataljons en 223 eskadrons, d.i. 80 a 90 000 man; go bataljons bleven in de garnizoenen 3). Het werkelijke krijgsplan, dat slechts aan Heinsius en misschien enkele ingewijden bekend was, hield nog iets anders in, n.l. dat het Moezelleger zich op zeker ogenblik snel naar de Nederlanden zou 269 Trevelyan, I.e. 349~3£2* Vast- en bededag in de Nederlanden: Eur. Mere. 26g. 2) Lamberty V-37, 38. 3) Het project, gedateerd 16 April, met staat van de troepen bij Murray III, 709-711. Staten in Feldzüge X, supplt. 71-73. De Wurtembergse troepen in Staatse dienst waren: Infanterie: Gardes Wurtemberg (1000 man), Sternfels (1200) en Herman (1200) man; Cavalerie: Helmstett, 4 es kadrons (600 ruiters). Condities van Hessen-Kassei: Murray IV-10, Lamberty V-40 vlg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 299