Bourgondië en Puysegur, in de richting van Brussel marcheren,
en zien wat de vijand zou doen. Aldus bestond er kans, dat men de
troepen uit Vlaanderen, van wie men wist dat zij nog niet bij de
hoofdmacht waren, van deze zou kunnen afsnijden. In elk geval
zou men zien, of er kans bestond om, gebruik makende van de
bestaande overmacht, de vijand aan te vallen. Stond deze hiervoor
in een te gunstige stelling, dan bevond men zich in elk geval op
vijandelijke bodem, en kon men het land rondom Nivelles en Braine-
l'Alleud kaal fourageren1).
Nog een ander voordeel was aan dit plan verbonden. Sedert enige
tijd had men verstandhouding binnen Antwerpen. Bergeyck had
hiervan de draden in handen, en het plan beraamd om zich meester
te maken van de citadel die, gelijk men weet, de stad volkomen
beheerste. In de eerste dagen van Juni zou de aanslag in het werk
worden gesteld, en de mars in de richting van Brussel - Vendome
noemt Hal - sloot zich zeer goed bij deze onderneming aan. De
vijand toch zou er door weerhouden worden van het zenden van
troepen naar Antwerpen. Was de aanslag gelukt, dan zou dit een
geweldig succes hebben betekend. Men wist echter niet, dat de
geallieerden reeds sinds een paar weken de lucht van het voornemen
hadden, uit onderschepte, aan Bergeyck gerichte brieven. Zij
hadden deze laten passeren, in de hoop, de schrijver te ontdekken.
Toen men deze persoon op het spoor kwam, ongeveer de 22e, had
hij de wijk genomen. Inmiddels waren uiteraard reeds de nodige
tegenmaatregelen genomen, zodat de aanslag achterwege bleef.
Het bleek, dat enkele Spaanse officieren de citadel hadden willen
verraden. Voor de geallieerden een ongunstig teken, vooral omdat
de stemming reeds sedert lang algemeen ten voordele der Fransen
was omgeslagen, en de kans groot was dat de actieve Bergeyck ook
in andere plaatsen verstandhouding had 2).
De 26e Mei begon Vendome de voorwaartse beweging; het
Franse leger ging over de Haine, en legerde zich bij Soignies, tussen
Naest en Neufvilles. Dezelfde dag zetten ook de bondgenoten zich in
beweging, en kampeerden met de rechtervleugel tussen Bellingen
en Kester, de linker even ten Noorden van Hal. Van VendÖme's
voornemen om naar Hal op te rukken kon dus reeds niets komen
zonder slag te leveren, en evenmin van het afsnijden der troepen
uit Vlaanderen, daar deze intussen bij het leger waren aangekomen.
Vendöme aan de koning, Mons, 21 Mei 1708, bi] Pelet p. 10 vlg. Puysegur aan Chamillart,
Valenciennes 22 Mei, id. p. 12.
2) Het gevaar voor aanslagen was des te groter, doordat Marlborough, ten einde het veldleger zo
sterk mogelijk te maken, slechts weinig troepen in de steden had achtergelaten. Over de aanslag
Veenendaal 189, 190; Pelet p. 11; Murray IV, 29-31, 39.
276