zijn bewering, dat deze gehele opdracht slechts camouflage was1). Wij willen thans zien, hoe men aan Franse zijde op de vorming van het Moezelleger reageerde. Villars, die tot nog toe met succes het bevel aan de Bovenrijn had gevoerd, ontving 30 April bevel, zijn commando te verlaten om het bevel op zich te nemen in Dauphiné. Zijn plaats zou worden ingenomen door Maximiliaan van Beieren, bijgestaan door Ber wick. Deze laatste kwam 16 Mei te Straatsburg; de keurvorst de 21e. Berwick kreeg dadelijk bij zijn aankomst kennis van de voor genomen vorming door de geallieerden van een Moezel- en een Rijnleger, onder aanvoering resp. van Eugenius van Savoye en de keurvorst hertog volgens de Fransen van Hannover, alsmede vrij nauwkeurige gegevens omtrent samenstelling en sterkte van de beide legers. De 23e zonden de beide veldheren daarom een eerste detachement af onder St. Fremont naar de zijde van Homburg om het oog te houden op vijandelijke bewegingen aan Moezel of Saar. Weldra bleek uit verschillende tekenen, gelijk ook wel a priori was te verwachten, dat het door Eugenius aan te voeren leger het sterkste van de twee zou zijn. Terecht besloten zij daarom, het merendeel hunner strijdkrachten naar de kant van Saar en Moezel over te brengen, en zich daar ook zelf heen te begeven. St. Fremont werd versterkt tot 36 bataljons en 2 eskadrons, en legerde zich met deze troepen in de eerste dagen van Juni bij St. Johann-Saarbrücken. Aan de Bovenrijn bleef Du Bourg achter met 30 bataljons en 37 eskadrons 2). Omtrent het midden der maand vernam men dat Eugenius te Frankfort (10 Juni) was aangekomen, en zich enige dagen later naar Schlangenbad bij Mainz had begeven. Omtrent diens plannen tastten de Franse veldheren voorlopig nog in het duister. Hoewel St. Fremont al spoedig aan een tocht naar de Nederlanden dacht, vreesden Maximiliaan en Berwick voor een beleg van Homburg, in samenwerking met het leger van de Bovenrijn. Voorlopig bleven zij met hun troepen in afwachting in de omgeving van Saarbrücken. Intussen deed de vorming van het geallieerde Moezelleger, hoe langzaam zij ook in haar werk ging, zich ook reeds in de Neder landen gevoelen. De koning gaf last, het beleg van Hoey, dat Ven- dome had willen beginnen, om met zijn overmacht althans iets te ondernemen, op te schorten totdat men iets naders zou weten omtrent Eugenius' plannen. Tevergeefs protesteerde Vendome tegen deze, hoewel in die tijden talloze malen gevolgde gedragslijn Feldzüge X-295 vlg.id. Suppl' p. 753 76, 82 vlg.Murray IV-64; Lamberty V-103. 2) Berwick, Mém. 11-8, 9; Pelet VlII-18, 22, 311, 316. 28o

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 310