een vooruitgeschoven vijandelijk detachement, uit cavalerie en
infanterie bestaande, in zicht. De genoemde bevelhebbers schaarden
hun dekkingstroepen in slagorde op een hoogte bij Pollaere. De
geallieerde cavalerie chargeerde op de achterste treinwagens, wierp
een eskadron van het Keulse regiment van Cano overhoop, plunder
de een aantal wagens en maakte gevangenen. Het aanvallende de
tachement was echter niet sterk genoeg om het tot een ernstig
gevecht te laten komen, zodat de Franse colonnes zonder verdere
verliezen de Dender konden passeren. Deze overgang was,
volgens het verslag van Bourgondië, ongeveer zes uur des avonds
voltooidhet is dus wel zeker, dat indien de geallieerden hier een
grotere troepenmacht hadden ingezet, de Fransen er hun gehele
artillerie en bagage bij zouden zijn ingeschoten1).
Beschouwen wij thans de wijze waarop de bondgenoten op des
vijands mars reageerden.
In het geallieerde kamp vernam men des middags van de 4e, dat
een detachement van 900 a 1000 man uit 's vijands legerplaats naar
Lembeek en Hal was gemarcheerd en dat de hoofdmacht spoedig
zou volgen. Des avonds negen uur werd dit laatste bewaarheid. De
vijand was in volle mars naar Tubize, en het heette dat hij zou kam
peren te Enghien. Aanstonds werden orders voor de afmars gegeven,
en de volgende morgen omstreeks twee uur zetten de troepen zich
in beweging. De voor de geallieerden zo noodlottige ^e Juli begon
al dadelijk met tegenspoed.
Ongelukkigerwijs had men verzuimd, de grote bagage, even als
de Fransen hadden gedaan, achterwaarts te zenden; anders zou
misschien voorkomen zijn wat thans geschiedde, n.l. dat de bagage
-het zij dan de 'grote' of 'kleine', tussen de troepen geraakte, en
belangrijke - volgens Goslinga meer dan drie uur - vertraging bij
de afmars veroorzaakte. Niet voor acht of negen uur kwamen de
eerste troepen bij de brug van Laeken, waar het kanaal naar Wille
broek moest worden gepasseerd. Niemand had enig vermoeden,
dat men deze dag met de vijand in contact zou komen, noch van het
werkelijke doel van de tegenstanderanders zouden de legerhoofden
zeker meer spoed achter de mars hebben gezet. Marlborough
hield zich bij de brug van Laeken op, en bleef vervolgens te Brussel
dineren. Goslinga was de vorige avond te Brussel aangekomen, op
weg naar het leger. Verwittigd zijnde van de mars, bleef hij te
Brussel, en dineerde er met de andere gedeputeerden en Tilly, de
generaal der cavalerie, bij Pesters, 'sans songer a mal'.
286
Pelet Vm-2£, 26; het verslag van Bourgondië (7 Juli): id. 381-3 8^.