was een goede kans verloren gegaan. Intussen zette het leger zich
in beweging voor de mars naar Asch, waar een kamp werd opge
slagen met de linkervleugel bij deze plaats, de rechter zich uit
strekkende naar de kant van Dendermonde. Hier wilde Marl
borough de komst van Eugenius met zijn troepen afwachten, om
dan gezamenlijk verdere maatregelen te beramen. Zijn voornemen
was, de Dender bij Ath over te gaan en op Oudenaarde te mar
cheren. Aan het behoud van deze vesting toch was alles gelegen;
het verlies er van zou de gehele Schelde in 's vijands handen brengen,
waarmee tevens Meenen en geheel Vlaanderen verloren zouden gaan.
Te voorzien was dan ook, dat de vijand niet zou dralen met het
beleg voor Oudenaarde te slaan, dat slecht voorzien was en dus niet
lang weerstand zou kunnen bieden. Goslinga had dan ook des
morgens voorgesteld om, nu de vijand nog uitgeput was door de
laatste zware marsen, in plaats van naar Asch reeds dadelijk over
Lessines of anders over Ath naar Oudenaarde op te rukken. Hij vond
steun bij de Pruisische generaal Natzmer, doch kon de opperbevel
hebber niet bewegen, van plan te veranderen. Het directe gevaar
voor Oudenaarde schijnt de hertog minder hoog te hebben aange
slagen dan Goslinga, en het kamp van Asch had althans dit voor,
dat men er de Brabantse steden dekte, en dichter bij de hand was
indien gevaar dreigde voor Antwerpen en Staats-Vlaanderen. Hoe
het zij, zowel Cadogan als Eugenius van Savoye moeten hun
verwondering over de mars naar Asch hebben te kennen gegeven1).
In de namiddag of avond van de 6e verscheen prins Eugenius in
het kamp van Asch. Hij was met een escorte van huzaren zijn troepen
vooruitgereden, van Maastricht af vergezeld door Cadogan. Des
morgens vroeg te Brussel aangekomen, had hij hier kennis gekregen
van het verlies van Gent. Vermoedende 'dass es vielleicht etwas zu
thun geben dürfte', was hij, zonder zich in de stad op te houden,
doorgereden naar het leger. De beide veldheren, als oude krijgs
makkers, begroetten elkaar hartelijk, doch overigens verkeerde
Marlborough in een toestand van diepe neerslachtigheid en
wankele gezondheid. Onaangename en bedenkelijke berichten, de
laatste tijd uit Engeland ontvangen, gevoegd bij talloze beslomme
ringen, hadden hem naar het schijnt in een toestand van geestelijke
en lichamelijke depressie gebracht, welke er door de mislukkingen
van de laatste dagen niet beter op was geworden. Zijn reputatie in
het leger had ernstig geleden; ook volgens Eugenius werden er
'allerhand starke Discurse' gevoerd. De geest der troepen was
Goslinga, Mém. 48-51.
290