echter uitstekend; de prins vond het leger 'überaus schön', en het
had 'Lust zum Fechten' x).
Op Eugenius' eigen leger viel de eerste dagen nog niet te reke
nen; de ruiterij werd eerst de ioe, het voetvolk niet voor de i^e
Juli bij Brussel verwacht.
Aanstonds beraadslaagden de veldheren gezamenlijk over de
nieuw geschapen toestand en de verdere operatiën. Besloten werd,
dat het leger nog twee dagen in het huidige kamp zou blijven en
vervolgens na een geforceerde mars bij Lessines de Dender passeren.
De verdere besluiten zouden uit de aard der zaak van 's vijands
handelingen afhangen, doch het naaste doel was ongetwijfeld aller
eerst Oudenaarde en Meenen buiten gevaar te stellen en zo mogelijk
de vijand slag leveren. Eugenius' eerste werk was, orde te stellen
op de bagage. Het aantal bagagewagens werd sterk ingekrompen en
de zware en overtollige bagage naar Brussel gezonden.
Intussen werden de allereerst nodige maatregelen getroffen tot
beveiliging van Antwerpen, Staats-Vlaanderen en Oudenaarde. In
de avond van de 6e capituleerde de bezetting van het kasteel van
Gent, nadat enige stukken in batterij waren gebracht en enkele
kanonschoten gewisseld. Zij kreeg vrije aftocht met wapenen, bagage
en drie stukken naar Sas van Gent, welke aftocht eerst de i oe plaats
had. Murray had des morgens van de 6e nog order van Marl
borough ontvangen om zich met Bothmar te verenigen, die toen
te Overmeere kampeerde, halverwege tussen Dendermonde en
Gent. Vóór de aansluiting nog had plaats gehad, had de hertog
blijkbaar het nutteloze van pogingen tot ontzet van de stad ingezien,
en Bothmar naar het leger teruggeroepen. Murray keerde
de 7e naar Sas van Gent terug 2).
Uit het leger werden twee bataljons naar Antwerpen gezonden.
Hiervan was anderhalf bataljon voor Hulst bestemd, en een half
voor de werken aan het Vlaamse Hoofd. Op deze belangrijke post
voerde de kolonel Bringues het bevel die, in overleg met Tara-
zena, met spoed zodanige maatregelen nam, dat de werken niet dan
'in de forme' genomen konden worden. Murray zond 200 dra
gonders in de liniën van Biervliet en het eiland van Cadzand. Damme,
dat na het overgaan van Brugge het meest gevaar liep, werd in allerijl
bezet door het garnizoen van Sluis, en door de brigadier Vegelin
in staat van verdediging gebracht. Deze schreef tevens aan de Staten
van Zeeland om alle krijgsvolk, dat slechts enigszins gemist kon
worden. Door deze en andere maatregelen werd althans het ergste
daarop
Feldzüge X 330-332id. suppl1 i$o. Coxe II-466 (Marlborough aan Godolphin 9 Juli).
2) Tulleken c.s. a.d. St.Gl. (St.Gl. 5021); Eur. Merc. p. 13.
291