De troepen hadden nu in twee dagen, en ten dele bij nacht ss tot
60 km afgelegd, in de toenmalige tijd een geheel uitzonderlijke ver
richting.
De Fransen hebben op de geallieerde afmars, die zij toch wel tijdig
zullen hebben vernomen, pas laat gereageerd. Denkelijk is de dag
van de 9e hier met beraadslagingen verlopen. Aanvankelijk is men
blijkbaar toch voornemens geweest, de Dender te verdedigen, want
in de avond van de 9 e zette het Franse leger zich in beweging in de
richting van Ninove. Omstreeks middernacht waren de voorste
troepen bij Voorde-lez-Ninove, ongeveer halverwege tussen Ninove
en Grammont, toen blijkbaar bericht kwam, dat Lessines reeds door
vijandelijke troepen was bezet. In de hierop gehouden krijgsraad
kwam men tot het besluit, aangezien verdediging van de Dender
verder geen zin had, naar Gavere te marcheren, de volgende dag
aldaar en bij Gent over de Schelde te gaan en zich bij Oudenaarde
te legeren, volgens het oorspronkelijk plan dus van de hertog van
Bourgondië. De reeds tegenover Oudenaarde staande troepen
werden teruggeroepen.
Na enkele uren rust boog het leger dus rechts af en legerde zich
met de rechtervleugel bij Gavere, de linker te Melle, niet ver van
Gent. Nog tijdens de nacht werden bij Gavere drie of vier bruggen
over de Schelde gelegd. De prinsen en de meeste generaals namen
hun kwartier aan de linkervleugel. Met het overgaan van de Schelde
behoefde, naar VendÖme meende, geen haast te worden gemaakt;
na de twee zware marsen zou de tegenpartij wel tenminste een
rustdag nodig hebben. Met deze laatste mening zouden de Franse
legerhoofden echter bedrogen uitkomen1).
Nog vóór het eerste ochtendgloren van de 11e Juli vertrok
Cadogan uit het kamp van Lessines. Zijn taak was, bij Oudenaarde
een terrein uit te zoeken voor de nieuwe legerplaats, bruggen te
slaan nabij de stad en deze te beveiligen, en 's vijands bewegingen
verkennen. Hij beschikte hiertoe over een detachement van 16
Marlborough aan Boyle 9/10 Juni, bij Murray p. 100 vlg.Murray 103, 109, 115; Feldzüge
X-337. Opmerkelijk is, dat alle uit het Franse leger geschreven brieven zwijgen over de mars naar
Voorde-lez-Ninove. Omgekeerd zijn Marlborough's mededelingen te positief om twijfel toe te
laten. De enige bevestiging vindt men bij Quincy V-49^. Het geval wijst wederom op tweeslachtig
heid van opvatting in het Franse opperbevel. De grote omweg, er door veroorzaakt, zou een ver
klaring kunnen geven voor het late overgaan over de Schelde op de 1 ie, doch het blijft zonderling,
dat b.v. ook St. Simon over de zaak zwijgt. Hij schrijft het dralen bij Gavere alleen aan Vendöme's
traagheid en eigenzinnigheid toe. Volgens Schulenburg (p. 327) werden de Fransen misleid, doordat
geallieerde troepen bij Ghislenghien klederen te drogen hingen, wat de Franse verkenners voor het
opslaan van een kamp aanzagen. Ghislenghien ligt hiervoor echter te Zuidelijk, n.l. 8 km ten Z.Z.O.
van Lessines. Opgemerkt zij nog dat volgens één berichtgever, de Franse generaal Goësbriand, de
geallieerden de Dender passeerden bij Grammont en Acren, dus nog ten Noorden van Lessines
(Arch. Nat8, Guerre A 1 2180, nr. 30).
296