sers protesteerden heftig tegen de inbreuk op hun reeds eeuwenoud privilege van eigen rechtspraak. Liever dan de inmenging van de fis caal te dulden, verklaarden zij de dienst der Republiek te zullen verlaten. De Staten kozen de wijste partij door aan hun rechtmatig verlangen toe te geven, te meer omdat de Zwitserse troepen zich het minst van alle aan ongeregeldheden plachten schuldig te maken x). Tot de maatregelen, welke moesten dienen om bevelvoering en tucht op betere voet te brengen, behoort ook het vaststellen van een nieuwe instructie voor de gedeputeerden te velde, bij resolutie van i£ Maart. Opmerking verdient hierbij, dat de artikelen, welke be trekking hadden op het gezag over de troepen en de verhouding ten opzichte van de commandant van het gecombineerde leger geen wij ziging ondergingen; in Marlborough's positie kwam dus formeel geen enkele verandering. Daarentegen heeft bij de samenstellers der nieuwe instructie blijkbaar de bedoeling voorgezeten, te voorkomen, dat de gedeputeerden, gelijk in de afgelopen veldtocht was geschied, met de lagere generaals partij zouden kiezen tegen de 'Eerste gene raal van den Staat'. Terwijl b.v. de oude instructie voorschreef, in geval van 'verscheydenheyt van sentimenten' tussen de Britse kapi tein-generaal en de commandant der Staatse troepen, mede het advies in te winnen van 'de presente generaals van den Staat', werd dit laatste thans aan 'het oordeel ende de voorsichtigheyt' van de gedeputeerden overgelaten. Ook andere artikelen hadden de strek king, het raadplegen der 'minder generaels' tot het strikt noodzake lijke te beperken. Gedachtig aan vroegere voorvallen, werd de gedeputeerden voor geschreven 'het gesagh van den Generaal te stijven door het hare'. Evenzo werd hun verboden, orders te geven 'directelijck aende mindere generaels off aende trouppes'ook mochten zij geen klach ten aannemen van generaals en lagere officieren, doch deze moesten zij 'renvoyeren' aan de bevelhebber der Staatse troepen. Voorts werd hun voorgeschreven, de fiscaal krachtig te steunen in zijn be voegdheid om toezicht te houden op de strafrechtspraak van vreemde troepen, die eigen 'judicature' hadden, zonder aanzien des persoons op te treden tegen het absenteïsme van officieren bij het formeren van het leger, en in het algemeen streng de hand te houden aan het vervolgen van alle geconstateerde vergrijpen, daar hieraan in de afgelopen veldtochten maar al te veel had ontbroken 2). 2) Lamberty IV, 22-25. Het Reglement aid. p. 2 £-38, in extract bij Murray H-45^4. G.P.B.V, p.5^7. 2) Seer. Res. St.Gl. 15 Maart 1706; G.P.B. V, p. 66. In dezelfde maand werden nog de volgende, voor de kennis der legertoestanden belangrijke resolu- I 2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 32