op zich zelf zeer gunstige stelling. Tussen deze stelling en Ouden
aarde wordt het terrein doorsneden door de Diepenbeek, die niet
ver van Eyne in de Schelde valt, en de Marollebeek, welke beken
tezamen een kleine vlakte omsluiten.
Deze stroompjes, op zichzelf van weinig betekenis, bezaten niette
min belangrijke waarde als hindernis wegens de zich er langs be
vindende boerenwoningen, heggen en houtranden, die het terrein
ter plaatse zeer onoverzichtelijk maakten, en ongeschikt voor het
optreden der toenmalige cavalerie. Aan weerskanten dezer zone
vindt men daarentegen een voor het ruiterwapen zeer gunstige
vlakte n.l. enerzijds tussen genoemde beken, de Norken en de
Schelde de naar het dorp van die naam genoemde vlakte van Heurne,
anderzijds de hoogvlakte van Oycke, vanwaar men een goed over
zicht heeft over het slagveld, en die trapsgewijs afhelt naar de vlakte
tussen de Diepenbeek en de Norken, zonder hiervan door enige
hindernis te zijn gescheiden. Om echter van Oudenaarde uit de
hoogten van Oycke te bereiken, moest men wederom enkele lastige
défilé's passeren1).
Toen Vendome op zijn verkenningstocht bij het dorp Eyne, aan
de grote weg van Gent naar Oudenaarde, aankwam, waar Biron
met zijn voorste troepen geposteerd stond, bleek al dadelijk, dat
van de aanval, waartoe deze generaal de opdracht had ontvangen,
niets kon komen; integendeel zou hij zelf moeite genoeg hebben,
zich aan de Diepenbeek staande te houden. Hij had van zijn zeven
bataljons er vier in het dorp Eyne opgesteldhet waren Zwitsers
van de regimenten Villar, Greder en Pfiffer. Drie andere stonden
buiten het dorp en meer achterwaarts, ter ondersteuning. Nog meer
achterwaarts stond Birons, uit een twaalftal eskadrons bestaande,
cavalerie. Sedert twee uur ongeveer waren zijn troepen in gevechts
aanraking met die van Cadogan en Rantzau, die inmiddels door
aankomende ruiterij, vervolgens ook infanterie, werden versterkt 2).
Vendome stond thans voor een moeilijk probleem. De kans, de
vijand het overgaan van de Schelde te beletten, was reeds verkeken
het was duidelijk, dat hij zich op een 'affaire generale', anders gezegd
een veldslag, had voor te bereiden. Hiertoe moest het leger op een
geschikt terrein in slagorde worden geschaard. Hij wilde zulks doen
aan de Diepenbeek, doch Puysegur ontried dit daar de beek,
Het slagveld is nog in hoofdzaak onveranderd. Het maakt echter een minder doorsneden en on
overzichtelijke indruk dan men uit de beschrijvingen zou opmaken. De grote rol welke de 'heggen'
hier spelen wordt eerst begrijpelijk als men zich van de toenmalige gevechtstactiek rekenschap
geeft. Het zelfde geldt voor het slagveld van Ramillies e.a.
2) Eur. Mere. 31, 32, cf. Rousset 268 vlg.Churchill II, 363, 365^Taylor II-132; St. Simon
T. XII, chap. 203.
300