Oxenstiern als onderbevelhebber voerde de Friese stadhouder over
2o bataljons het bevel; van de brigades wordt alleen die van Ranck
met name genoemd. Over de wijze van uitvoering en het verloop
van de aanval zijn wij, als zo dikwijls, slecht ingelicht; enige bij
zonderheden, die echter nog geenszins een duidelijk beeld op
leveren, verschaffen ons de mémoires van Goslinga. Aanvankelijk
hield deze zich met zijn collega Geldermalsen bij Eugenius aan
de rechtervleugel op. Daar men hier toentertijd van de linker
vleugel weinig afwist, verzocht Eugenius de heren, zich er heen te
begeven, zich van de toestand op de hoogte te stellen, de mars en
verdere bewegingen te regelen. In galop reden beiden naar de
andere kant van het slagveld. Zij troffen er Ouwerkerk en de
andere cavalerie-generaals aan, aan het hoofd der ruiterij, en
brachten de orders over. Ouwerkerk, die Goslinga beschrijft als
'brave, mais tout épuisé', mompelde iets van 'het komt in orde'.
Zij werden hier niet veel wijzer, doch kregen kort erna, van een
hoog punt, een goed overzicht over het slagveld, en een blik op
's vijands bewegingen, die Goslinga verward toeschenen. Maar de
krijgshaftige Fries, die zijn roeping bepaald was misgelopen, had
aan een fraai overzicht niet genoeg.
Hij reed naar een vijftal in stelling staande bataljons, waarover
Oxenstiern commandeerde, en deelde deze de order om aan te
vallen mede, doch vond geen gehoor; de generaal achtte, zo zei hij,
het terrein ongeschikt.
Daarop stelt de gedeputeerde zich aan het hoofd van twee Zwit
serse bataljons van Sturler, en trekt met deze, door een vrij ge
accidenteerd terrein, in de richting waarin de vijand zich moest
bevinden. Vijf andere bataljons sluiten zich bij de voorwaartse be
weging aan, en ongeveer terzelfder tijd marcheren meer naar rechts
acht andere bataljons op, met de Prins van Oranje aan het hoofd.
De gehele linie wordt thans geordend, en gaat dan gelijktijdig voor
waarts. Al spoedig echter raakt het verband weer min of meer zoek;
dientengevolge zijn uit de aard der zaak ook de belevenissen der
brigades en eskadrons verschillend, en alleen van die van Gos-
linga's Zwitsers bezitten wij een beschrijving.
Zij passeren een heg, en hebben dan een ontmoeting met een
afdeling van het Maison du Roy, dat zij aan zijn van goudgalon
schitterende uitmonstering herkennen. De vijand maakt aanstalten
tot chargeren, doch de Zwitsers wachten hem met zwijgende vast
beradenheid opde onheilspellende stilte maakt op Goslinga grote
indruk, en blijkbaar ook op de vijand, die van de charge afziet, en
een salvo krijgt, dat hem met niet geringe verliezen de wijk doet
3°7