zich hals over kop over de Norken in veiligheid konden stellen1).
Overigens bepaalde de rol der cavalerie zich op deze vleugel
voornamelijk tot het opvangen van vluchtenden, die in de richting
van Kortrijk, de enig mogelijke uitweg, aan de omsingeling trachtten
te ontkomen. De gehele nacht hielden de uitbraakpogingen aan,
hetzij met gehele afdelingen, hetzij met kleine groepjes of enkele
manschappen. Sommige troepen konden zich inderdaad een door
tocht banen, doch gehele regimenten zagen zich de pas afgesneden
en moesten zich overgeven. De generaals Biron en Ruffey, de
prins van Rohan, en anderen werden hierbij krijgsgevangen.
Het Maison du Roy slaagde er in, hoewel niet zonder verlies, te
ontkomen, naar St. Simon meedeelt doordat een krijgsgevangen
officier, vrezende er bij een eventueel gevecht het leven bij te
zullen inschieten, inlichting gaf omtrent de situatie. Vele ruiters
ontvluchtten met achterlating van hun paarden en van hun onge
makkelijke laarzen, door bosjes en binnenwegen, doch ook velen
werden door de Nederlandse en Deense ruiterij gevangen genomen
of 'gemassacreert' 2).
Terwijl dit alles zich op de linkervleugel afspeelde was het op de
andere frontgedeelten bij verbitterde heen- en weergaande ge
vechten gebleven. De cavalerie vond weinig gelegenheid tot op
treden, en ook de artillerie had slechts een gering aandeel aan de
strijd. Een laatste poging om een doorbraak te forceren wilde
Eugenius tegen de avond nog doen door het inzetten van 10-12
eskadrons van de Pruisische en Hannoveraanse cavalerie onder de
generaal Natzmer. In de infanterielinie moest hiertoe een opening
gemaakt worden, en het gereedstellen der eskadrons vóór de in
fanterie ging slechts met moeite en was, wegens de korte afstand
tot de vijand, niet zonder gevaar.
Bij de charge werd de eerste Franse linie doorbroken; bij het
voortzetten van de aanval werden echter zware verliezen geleden
door het vuur van achter heggen geposteerde infanterie, zodat de
aanval ten slotte met een mislukking eindigde. Generaal Natzmer
liep een lichte verwonding in het gelaat op 3).
3°9
'Relation angloise de la bataille d'Oudenarde', Arch. Nat.8 Guerre A i2108, nr. 38. Zie ook de
kaarten van de slag.
2) Over de verwarring aan Franse zijde: St. Simon, p. 210, 211 (uitg. 1840).
p. 210: 'La cavalerie et la maison du roi se trouvèrent mêlés avec l'infanterie, ce qui combla la
confusion au point que nos troupes se méconnurent les unes les autres'.
p. 211: 'Personne ne reconnaissait sa troupe. Toutes étaient pêlemêle, cavalerie, infanterie,
dragons; pas un bataillon, pas un escadron ensemble, et tous en confusion les uns sur les autres'.
Ten onrechte zegt St. Simon echter, dat de helft van het leger nog niet was aangekomen. Dit was
slechts het geval met de artillerie (uitgezonderd een brigade), en misschien met de twee brigades
infanterie die over Gent marcheerden.
3) Feldzüge X, Suppl4 p. 1^4; Schulenburg 331Eur. Mere. 33.