over Brussel-Antwerpen, doch stond bloot aan aanvallen vanuit
Doornik en Bergen.
Zolang toch het eigen leger ten Westen van de Schelde stond, lag
Brabant feitelijk voor de vijand open, en kwam bij de andere zorgen
nog die voor het behoud van Brussel, Leuven en Mechelen, welke
steden men in de huidige omstandigheden in geen geval aan haar lot
mocht overlaten. En de grootste moeilijkheid voor het voortzetten
der operatiën noemden wij reeds, n.l. dat, zolang Gent in 's vijands
handen was, men niet de beschikking had over de belegeringstrein,
die te Sas van Gent was bijeengebracht. Onder deze omstandigheden
diende thans een besluit te worden genomen omtrent de wijze,
waarop men het meeste voordeel zou trekken uit de behaalde
overwinning.
Goslinga critiseert scherp het feit, dat de aanval de 12e niet
tegen Gent is voortgezet; hij noemt het een 'onvergefelijke blun
der'1). Volgens de Oostenrijkse majoor Kirchhammer, de be
werker van het tiende deel der 'Feldzüge des Prinzen Eugen', werd
de gelegenheid verzuimd 'zu Eugens nicht geringem Verdrusz' 2).
De prins zelf schrijft slechts aan de Keizer, dat de vijand zo haastig
vluchtte, 'dasz von ihm heute fruh, ausser der arrière Garde nichts
mehr einzuholen gewesen war'.
De 'prinsen', zoals Marlborough en Eugenius steeds tezamen
worden genoemd, de gedeputeerden en generaals keerden dus naar
Oudenaarde terug, en des middags tussen 3 en 4, nadat men wat
gerust en gedineerd had, werd op het kasteel krijgsraad gehouden.
Behalve de prinsen en de gedeputeerden waren Ouwhrkerk, Dopf
en Cadogan aanwezig.
Marlborough en Eugenius stelden, in onderlinge overeen
stemming, voor, in de richting van Rijssel te marcheren, hetzij over
Pont d'Espierres, hetzij met forceren van de linies van Ieperen. De
bedreiging van de slecht voorziene steden en de mogelijkheid van
verwoestende invallen in Frans grondgebied zouden, zo mocht men
verwachten, de vijand dwingen, tot beveiliging van de eigen grenzen
de veroverde steden prijs te geven. Na een paar marsen kon
men zien, hoe de vijand zou reageren, en naar omstandigheden
handelen.
Van alle aanwezigen stond alleen Goslinga, met zwakke steun
van Geldermalsen, een andere mening voor, namelijk rechtstreeks
tegen Gent en het vijandelijke leger oprukken, zo mogelijk de stad
stormenderhand innemen, en anders de vijand achter het kanaal naar
Mém. p. 66.
2) Feldzüge X-366.
318