pour les forcer, ou - s'il est possible - les enfermer'. Goslinga drong met het oog op laatstgenoemde eventualiteit, alvast bij Heinsius aan op een 'rigoureus verbot' om de vijand van levens middelen te voorzien, waardoor deze in de 'uiterste extremiteit' zou kunnen worden gebracht. In het kamp zou dan een korps moeten achterblijven, ongeveer gelijk aan dat van Berwick, tot dekking in de rug. In de morgen van de 16e werd begonnen met het slechten der veroverde linies, door £o man van ieder bataljon. Voor het geval, dat Vendome zijn positie achter het kanaal zou verlaten, waren intussen aan Murray enige bataljons uit het leger van Eugenius toegezonden, van welk leger de laatste troepen de i ^e Juli bij Brussel waren aangekomen. Murray zou alsdan vanuit Sas van Gent naar Gent oprukken, en zich van de stad en het kasteel meester maken, waarna de belegeringstrein over de Lys het leger zou bereiken1). De opmars naar Gent, waartoe de 15-e was besloten, blijkt reeds de volgende dag van de baan te zijn. Marlborough toch schrijft die dag aan Heinsius, dat hij nog steeds verwacht, dat de koning Vendome zal doen terugkeren, dat men daaromtrent binnen drie of vier dagen meerdere zekerheid zal hebben, en 'in the meantime we are taking measures for the attacking of Gand as soon as the French shal quitt the canal' Dezelfde dag was reeds order gegeven de zware artillerie over land naar het leger te doen komen voor 'een beleg'. En hoewel de hoop op het verlaten van de kanaalstelling nog niet was opgegeven, blijkt dat het aan Murray toegezonden detachement reeds de 17e naar de omtrek van Brussel is teruggekeerd 2). Dat het beleg, waarmee men dacht te beginnen, dat van Rijssel was, vernemen wij uit een brief van Van Collen aan Heinsius. De anderen, die over de zaak corresponderen, Goslinga, Rech- teren, evenals Marlborough zelf, vermijden de stad te noemen. Er was n.l. voorzichtigheid geboden wegens de onveiligheid der wegen, die alle onder 's vijands bereik lagen, een euvel, waarmee Een uitvoerverbod naar Gent, Brugge en de vijandelijke troepen in Vlaanderen werd door de St.Gl. afgekondigd op 23 Juli. Het gaf tot een omvangrijke smokkelhandel aanleiding. Hierover Veenendaal p. 205, 206. 2) V. Collen aan Heinsius 16 Juli (Heins. arch. 1273). Goslinga aan Heins. 16 en 18 Juli (id. 1284). V. 't Hoff nr. 646. De i^e ontvingen de geallieerden het (onjuiste) bericht dat de vijand naar de kant van Brugge was gemarcheerd, met achterlating van drie bataljons (waarvan één zeer 'gedela- breerd') te Gent. De gedeputeerden gaven om die reden reeds orders aan Murray om, met 4 batal jons uit Vlaanderen en 6 uit het leger van Eugenius, het kasteel (waarin de drie bataljons zich on getwijfeld zouden terugtrekken) in te nemen. Des Rocques zou de leiding hebben van het beleg. De brief van de gedeputeerden aan Murray met bovengenoemde opdracht bevindt zich in de Col lectie Van der Hoop (Nr. 141) op het A.R.A. 32ï

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 353