men tijdens de gehele verdere veldtocht te kampen had. Wel hadden koeriers in beginsel vrijgeleide, maar men was er nooit zeker van of de vijand zich aan deze conventie zou houden. Men was dus voor de derde maal, binnen drie dagen, van koers veranderd, en het laat zich enigszins begrijpen, dat Heinsius met deze wijze om zich de overwinning van Oudenaarde ten nutte te maken weinig was ingenomen. Hij had, in de geest van Goslinga, een blokkade verwacht, of anders een beleg van Gent, waartoe men het geschut over Ant werpen en Dendermonde zou kunnen aanvoeren, na zich van het Land van Waes te hebben meester gemaakt1). In afwachting van de komst van het geschut, bleef de geallieerde krijgsmacht tot 12 Augustus in het kamp van Wervik. De tijd wilde men benutten tot het doen van invallen in Noord-Frankrijk, zowel omdat nog steeds de hoop bestond zodoende de ontruiming van Noord-Vlaanderen af te dwingen, als ter wille der contributie en der 'subsistentie'. Het is niet duidelijk, waarom men, toen een maal tot het beleg van Rijssel was besloten, niet aanstonds tot in sluiting of althans berenning van de stad is overgegaan. Te Wervik hield men weliswaar de vijand in het onzekere, daar men zowel Rijssel als Ieperen en Doornik bedreigde, maar men kon niet beletten, althans het geschiedde niet, dat de genoemde steden, en Rijssel in de eerste plaats, ruimschoots van garnizoen en van alle krijgsbehoeften werden voorzien, 'a la barbe' van het 16 km verder gelegen kamp van Wervik. Met een beleg tot diep in het najaar, reusachtige offers en eindeloze moeite en gevaren hebben de bondgenoten deze nalatigheid - anders kan men er moeilijk in zien - moeten bekopen. 'Dieu scait les motifs d'une pareille conduite des Princes' zegt Goslinga, en het schijnt inderdaad niet gemakkelijk, hier een aannemelijke reden te ontdekken. Goslinga weet althans geen andere te bedenken, dan de oude wrok van Marlborough over het Hollands verzet tegen zijn gouverneurschap twee jaar geleden, en zijn opzet, uit baatzuchtige oogmerken, om de oorlog te verlengen. Wij achten deze meningen echter in tegenspraak tot Marl borough's gehele gedrag tijdens het verdere verloop van de veld tocht, en ook tot diens eigen belang, dat toch bij snelle successen op het oorlogsveld slechts gebaat kon zijn. Een aannemelijker ver klaring lijkt ons deze, dat men nog steeds op de ontruiming van Gent hoopte, en zich daarom niet te vroeg voor een stad wilde J) V. 'tHoffnr. 647; G. Slothouwer, 'De veldtocht van't jaar 1708 in de Zuidelijke Nederlanden' Tijdspiegel 1890, I-p. 6 322

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 354