vastleggen, vrezende dat Vendome, om de aanvoer van geschut te beletten, zich dan eerst recht aan zijn positie zou vastklampen1). Wij vermeldden reeds, dat de troepen van Eugenius in de omtrek van Brussel waren aangekomen 2). Voorlopig bleven zij in kampen te Dilbeek en Anderlecht. Haar voornaamste taak was hier het beveiligen van Brussel en de andere Brabantse steden en van de verbindingen van Marlborough's leger met Brussel en Antwerpen; een en ander zowel tegen aan slagen uit Gent als vanuit Bergen en Doornik. Voorts diende Berwick in het oog gehouden te worden, o.a. met het oog op eventuele pogingen om zich met Bourgondië te verenigen. In het gebied ten Oosten van de Schelde was dus grote waakzaamheid geboden. De 18e werden om deze redenen de Paltsische troepen \an Eugenius leger te Ath gelegerd; de Hessische kwamen in Brussel in bezetting. In het belangrijke Oudenaarde lag sedert de 20e Chanclos met 20 eskadrons 3). Met het oog op het gevaar, dat Staats-Vlaanderen bedreigde, werden hierheen nog enige troepen gezonden; o.a. drie Saksische bataljons uit Eugenius' leger. Zij weigerden aanvankelijk naar de weinig aanlokkende streek te vertrekken, zich beroepende op het z.g. recht om niet gesepareert' te worden. Een krachtige brief van Marlborough aan de commandant der Saksen, de generaal Milkau, was nodig om de verplaatsing voortgang te doen vinden 4). De 17e deed de generaal Bauditz met 500 man cavalerie en 300 huzaren de eerste inval in Artois. Het werd een tocht van 60 km ver in Frankrijk, tussen Bethune en La Bassée door naar Arras, waar de Deense brigadier Dewitz de voorstad in brand stak. De 19e was het detachement terug in het kamp. Volgens Franse be richten was de tocht niet onverdeeld gunstig verlopen, en zouden onze ruiters zijn teruggejaagd door een detachement cavalerie, met steun van gewapende boeren. Op de dag van terugkomst werd dankdag in het leger gehouden, en werden vreugdeschoten gelost, wegens de zege van Oudenaarde 5). De Fransen bleven van hun kant evenmin werkeloos, en be- 1) Pogingen tot verklaring van de handelwijze der veldheren bij Churchill II-397/398, en Taylor II-169. De eerstgenoemde (dat Marlborough aanvankelijk nog niet tot het beleg van Rijssel was besloten), komt mij de aannemelijkste van de twee voor, zonder geheel te bevredigen. 2) Feldzüge X, Suppl' p. 70 vlg.id. 387 vlg. De erfprins van Hessen kampeerde met de Hessische en Saksische troepen de 18e bij Dilbeek; Nassau-Weilburg met de Paltsische te Anderlecht. (Feld züge 367). 3) Feldzüge X-370. 4) Marlborough aan Milkau 24 Juli, bij Murray IV-128. 5) Feldzüge X-369; Eur. Mere. 38; Goslinga aan Heinsius 18 Juli (H. A. 1 284)ged. te velde aan St.Gl. 19 Juli (St.Gl. 8224)vgl. Quincy V-jo4 (Bauditzwordthierd'Elvitzgenoemd). PeletVIH-47. 323

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 355