stormden de 19e met een sterk detachement onder d'Artaignan het fort Rodenhuize, aan het kanaal ten Noorden van Gent, welks commandant, de kapitein Schnitter, zich naar behoren verdedigde, doch, toen de Fransen aan alle kanten de wal beklommen en de palissaden omhakten, genoodzaakt was, de chamade te slaan, waarbij het garnizoen van enige officieren en onderofficieren en 100 soldaten krijgsgevangen werd. De Staatsen hadden geen verlies te boeken; de Fransen ongeveer 10 doden en twee maal zoveel gekwetsten. Zij maakten ook enige (volgens Pelet negen) stukken buit1). Berwick, van oordeel dat thans het leger van Vendome wel enige ruiterij kon missen, schreef de 18e aan deze met het verzoek, hem de helft der cavalerie af te staan. Vendome, wiens verschansingen nu ongeveer gereed waren, voldeed hier in zo verre aan, dat hij de 21e Cheyladet met 34 eskadrons over Brugge en Nieuwpoort naar Condé zond, waarheen ook Berwick zich met een deel van zijn troepen moest begeven, ten einde de verbinding tussen Brussel en het leger naar vermogen te belemmeren. Nog te Douai vernam hij dat een groot convooi uit Brussel naar het leger onderweg was 2). Flet convooi, waarvan hier sprake is, bevatte voornamelijk de zware bagage, die zich sedert de afmars uit het kamp van Asch nog steeds te Brussel bevond, en verder naar het schijnt, een voorraad meel. Het moet uit 800 wagens hebben bestaan. Berwick meende verkeerdelijk, dat het de zware artillerie bevatte; Vendome was dienaangaande beter ingelicht. Van onderscheppen, gelijk Berwick voorstelde, is niets gekomen. Het convooi vertrok de 2 ieuitBrussel, werd van hier door keizerlijke en Paltsische troepen naar Ath ge ëscorteerd, ging vandaar de 23e onder bedekking van 6 bataljons van Marlborough en enige keizerlijke cavalerie naar de Schelde, werd vervolgens door de cavalerie van Marlborough overgenomen, en bereikte zonder stoornis het kamp, op 2<j en 27 Juli. Dit gelukkig aangekomen convooi was slechts de voorbode van een ander en groter, dat der artillerie 3). Dat de vijand alle pogingen zou aanwenden om de aankomst van het geschut op het oorlogstoneel te verhinderen lag voor de hand. Het begon reeds, toen het nog in de schepen voor Antwerpen ten anker lag, en wel met een stout partisanenstukje. De 23e voer een 'pleijtje' met een soldaten onderin en ruim van strobossen voor zien, brutaalweg voorbij de uitlegger, die voor het kasteel op wacht 9 Murray IV-122. V. Citters a.d. R.v.St. 2o Juli (R.v.St. 676). Id. aanSt.Gl. 22 Juli (St.Gl. 7160). Pelet VDI-43. 2) Berwick, Mém. II-412 vlg., 416, 421; Pelet VIII-44. 3) Murray IV-i 26Berwick, Mém. II-417-422. Feldzüge X-372. 324

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 356