Oostkust, waar de Fransen krachtige aanstalten tot een offensief
maakten, dreigden de geallieerden in het nauw te zullen geraken.
Reeds in Maart vertrok uit het Marsdiep een convooi met recruten,
waarvan er 900 voor Portugal en 300 voor Catalonië waren bestemd.
Hop en van den Berg hadden, als gedeputeerden van de Staten-
Generaal, hen vóór de uitvaart persoonlijk gemonsterd op de rede
van Texel, waar het weinig scheelde of zij waren door een Franse
kaper opgelicht (Eur. Mere. 171). Wegens de urgentie van de reis
was de opdracht, zich zonder Engeland aan te doen, naar Lissabon
te begeven.
Van Catalonië uit hoopte men ook de nog steeds in de Cevennes
smeulende opstand nieuw leven te kunnen inblazen. De voormalige,
thans uitgeweken leider der Camisards, de dappere Jean Cavalier,
was over Italië en Zwitserland in Januari in Den Haag aangekomen,
met het voornemen, een regiment op te richten uit réfugié's, zich
daarmee over Engeland naar de Middellandse zee te begeven, en uit
Catalonië naar de Cevennes door te dringen. Van de Staten ontving
hij de gevraagde toestemming tot het oprichten van het regiment,
nadat met de Engelse regering was overeengekomen, dat deze 2/3
en de Staten 1/3 van de kosten zouden dragen. Deze laatsten be
stemden tevens 18 uitgeweken Franse officieren - 'batteurs de pavé'
noemt Lamberty hen die een pensioen van het Land genoten,
voor Cavaliers regiment. Van de 700 manschappen, waarop het
was berekend, hoopte deze er 400 in Zwitserland, 100 in het Wur-
tembergse en 200 in de landen van Brandenburg te kunnen aan
werven.
De bezetting met officieren schijnt nogal moeilijkheden te hebben
opgeleverd, en ook het aantal manschappen was nog niet compleet,
toen Cavalier er mee naar Engeland vertrok. Tengevolge van om
standigheden welke nog ter sprake zullen komen, kwam het regi
ment eerst in het voorjaar van 1707 in Spanje aan, waar het kort
nadien, heldhaftig strijdende, in de slag bij Almansa te gronde ging1).
Als geheel op zich zelf staand krijgsbedrijf, dat tijdens de onder
havige voorbereidingsperiode plaats vond, valt nog een aanslag te
noemen op de Scheldeforten Liefkenshoek, de Doel en Crêvecoeur.
Uit verschillende Vlaamse garnizoenen was hiertoe een korps van
10 000 man bijeengetrokken onder bevel van la Mothe. De nacht
van 8 op 9 April was voor de onderneming bestemd. Ter wille der
geheimhouding werden de poorten van Antwerpen en Brussel ge
sloten gehouden, en in de Europische Mercurius lezen wij, dat zelfs
15
Lamberty IV, 6; Eur. Mere. 135", 171. Over de aanwerving van 6 regimenten réfugié's in
Engeland diverse brieven bij V. 't Hoff, nr. 367 vlg.