cavaleriemacht 79 eskadrons op Mortagne: de beschikbare in fanterie kwam te St. Amand. Doch verder bleek ook van deze zijde elke actie achterwege. Men hoort zelfs van geen schermutseling of krachtdadige verkenning. Het schijnt, dat de Fransen een diep ontzag hadden voor de kleine Savoyard en zijn troepen1). Tevoren was reeds bepaald, dat prins Eugenius het bevel zou voeren voor Rijssel, terwijl Marlborough met zijn leger het beleg zou dekken. De hiertoe nodige troepenbewegingen hadden 12 Augustus plaats. Op deze dag werd het leger te Wervik opge broken, en marcheerde Marlborough met 69 bataljons en 140 eskadrons naar Helchin, waar des namiddags een kamp werd opge slagen. Door deze mars dekte het leger tegelijkertijd die van het convooi, dat in omgekeerde richting van de Schelde naar Meenen trok, waar het des avonds behouden aankwam. Eugenius trok de zelfde dag Zuidwaarts en kampeerde, met de voor het beleg bestemde troepen, te Templeuve. Behalve zijn eigen troepen, kreeg hij uit het leger van Marlborough de beschikking over 31 bataljons en 34 eskadrons onder Johan Willem Friso. Reeds de 11 e vertrok deze om vier uur des namiddags met 19 bataljons en 300 beredenen uit het kamp van Wervik om een begin te maken met het insluiten van Rijssel; wegens het reeds verge vorderde uur en het oponthoud, door het doortrekken van Meenen veroorzaakt, kwam het detachement die dag niet verder dan Roncq. De volgende dag echter passeerde de prins de Marcq over de stenen brug op de weg van Rijssel naar Meenen. De brug over de Deule bleek echter door een Franse voorpost bezet en versterkt. Toen enige Engelse grenadiers de rivier evenwel zwemmende waren over getrokken, verliet de vijand de post zonder verdere tegenstand. Was de Deule sterker bezet geweest, dan hadden de Fransen hier nog een beduidend oponthoud kunnen veroorzaken. De nacht werd verder ter plaatse doorgebracht. De 13e wordt Rijssel ingesloten, door Eugenius aan de Oostzijde, nadat hij bij Pont a Tressin de Marcq is gepasseerd, door Johan Willem Friso aan de Westkant. Het insluitingsleger telt dan 33 bataljons en 89 eskadrons. De volgende dag wordt begonnen met het opwerpen der circumvallatie, en neemt het beleg, een van de beroemdste der achttiende eeuw, een aanvang 2). Pelet VIII-63-65. Critiek op de het werkeloos blijven der Fransen bij Feuquières, Mém. p. 1^4 vlg., 297 vlg. 2) Joh. Willem Friso a.d. St.Gl. 13 Augustus (St.Gl. £o2ia); Verbaal ged. te velde 13 Augustus (St.Gl. 8224). Bijzonderheden over de insluiting vindt men, even als over de verdere gang van het beleg, in 'La Campagne de Lille', Den Haag 1709 (Kon. Bibl.). De anonieme schrijver is een officier, die aan de zijde der geallieerden aan het beleg deelnam. 332

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 364