De dienst in de loopgraven werd zodanig geregeld, dat dagelijks 10 bataljons op wacht kwamen, n.l. twee dagen achtereen keizer lijke, daarna drie dagen Engels-Nederlandse troepen. De aflossing geschiedde om vier uur des namiddags, opdat de op wacht komenden nog bij daglicht hun posten konden bezetten en zich in de omgeving oriënteren. Bestormingen e.d. geschiedden echter door afdelingen uit het gehele leger, om de verliezen meer gelijkelijk te verdelen. De op wacht zijnde troepen werden in geval van een uitval onder steund door afdelingen cavalerie, welke achter epaulementen op de vleugels der stelling of elders post vatten. Het dagelijks bevel over de loopgraven voerde een opper-officier, waartoe onder Wurtem- berg een luit.-generaal en twee generaal-majoors, onder de prins van Oranje een luit.-generaal, een generaal-majoor en een briga dier rouleerden. De leiding der werken berustte bij de oudste directeur der approches Des Rocques. Tweede in rang was de directeur Du Mee. Tussen beiden werd de arbeid zodanig verdeeld, dat Des Rocques het bevel voerde over de rechter- Du Mee over de linker attaque x). Gezien de grote lengte der insluitingslinie waren de troepen, welke haar zonodig zouden moeten bezetten, tamelijk krap toege meten. Goslinga klaagt hierover zowel in zijn Mémoires als in zijn brieven aan Heinsius, en wijt het aan Marlborough's zucht om zoveel mogelijk troepen onder zich te houden. Het laat zich echter begrijpen, dat, bij de belangrijke overmacht, welke VendÖme reeds over het observatieleger bezat, men dit laatste niet nog meer wilde verzwakken. Bij Eugenius vond Goslinga dan ook slechts weinig neiging, bij zijn collega om versterking aan te kloppen 2). Tot punt van aanval werden gekozen de twee bastions aan weers kanten van de Deule, tussen de Magdalena- en de St. Andriespoort. Het gekozen aanvalsfront bezat, zoals gewoonlijk, zowel vóór als nadelen. De eerste waren: ie de reeds genoemde beheersende hoogte, die de artillerie ten volle tot haar recht deed komen en vooral het bresschieten in hoge mate begunstigde; 2e de nabijheid van de Deule, die gunstige voorwaarden schiep voor het vervoer van geschut en materialen; hetzelfde gold voor de Marcq, langs welker oevers overvloed van materiaal voor de aanmaak van fascines was te vinden3e dat zich op dit front de waterkeringen bevonden, welke het grachtwater op peil hielden, n.l. twee zware beren voor 337 Quincy V-£i6, £17, cf. Feldzüge X-394. De door Des Rocques opgemaakte bevelen voor de rechteratt aque vindt men in het verbaal der ged. te velde (St.Gl. 8224). Zij zijn in het Frans, de internationale voertaal, geschreven. 2) Goslinga aan Heinsius 20 Augustus (Heins. arch. 1284); id. Mém. 78; Slothouwer, Tijdspiegel 1890, p. 62.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 369