was) met vereende krachten tegen trekken om slag te leveren, dan was Rijssel ontzet, en kon Bourgondië altijd nog op Gent terug trekken. Volhardde de vijand, ondanks alles, in het beleg, dan zou hij in het verder verloop van de veldtocht in verreweg de ongunstig ste positie geraken1). De koning wilde nochtans van deze strategie niet horen. Hij dacht in de eerste plaats aan de beveiliging van Frankrijk en ver langde, in een brief van 14 Augustus aan Bourgondië, het op rukken van de beide verenigde legers tot ontzet van de bedreigde veste. Zij moesten daartoe uiterlijk tegen het einde der maand in de omtrek van Rijssel zijn aangekomen. Bourgondië had aanstonds aan 's konings bevel gevolg willen geven, maar Vendome was van andere mening. Hij vreesde nog steeds, te doen te hebben met een manoeuvre om hem naar het Zuiden te lokken en dan Gent en Brugge te hernemen. Hij wilde daarom in ieder geval wachten tot de loopgraven zouden zijn geopend, dus de vijand zich stevig voor de stad had vastgezet 2). Ook in de wijze, waarop de vereniging der legers zou tot stand komen, verschilde de koning van inzicht met zijn veldheren. Deze laatsten dachten haar zich bij Grammont aan de Dender. De koning, steeds het oog gericht op het bedreigde Picardië, en vrezende dat Berwick onderweg zou worden aangevallen, wilde dat deze bij Mortagne zou blijven, dat Bourgondië Oostelijk van de Dender over Bergen marcherende, zich bij hem zou voegen, en men dan gezamenlijk naar Rijssel zou oprukken. Trok Marlborough om de vereniging te beletten, met aantrekking van een deel van het in- sluitingsleger over de Schelde, dan moest Berwick in een paar snelle marsen naar Rijssel oprukken en de stad ontzetten 3). Marlborough, sedert de 12e Augustus met 72 bataljons en 124 eskadrons bij Helchin geposteerd, zou de vereniging der vijandelijke legers bezwaarlijk kunnen beletten. Nochtans stelde hij zich ten doel, haar zo veel doenlijk te bemoeilijken, terwijl een andere belangrijke taak bestond in het beveiligen van de convooien uit Brussel. Zou de vijand tegen de Brabantse steden opereren, dan was zijn voornemen, in vereniging met het leger van Eugenius, hem op te zoeken en slag te leveren. Voorlopig bepaalde hij zich tot zorgvuldige verkenningen naar alle zijden, het leggen van vier bruggen over de Schelde, en het maken van colonnewegen in de richtingen van Grammont, Ath en Rijssel. Verwittigd van het op- 344 Berwick, Mém. II-429. 2) Pelet VIII-416. 3) id. 69, 70.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 376