van 400 doden en 22^0 gewonden. Hiervan komt iets minder dan de helft op de 18 regimenten van Johan Willem Friso, w.v. 13 Hollandse en Engelse. Doordat de verliezen over een groot aantal korpsen verdeeld waren, waren zij per bataljon dragelijkzo bedroeg voor de Hollands-Engelse bataljons het gemiddelde (aan soldaten) 20 doden en gewonden. Onder de hogere officieren waren vrij wel geen verliezen te betreuren; alleen de kolonel Hirzel was gewond. Een andere lijst heeft op de ingenieurs betrekking. Volgens deze waren er tot 8 September 6 gedood, en 19 gewond, waarvan met zekerheid 2 doden en 2 gewonden vielen in de tijd voorafgaande aan de 7e September. De verliezen der belegerden bleven beneden de 300 doden en gewonden, althans volgens de enige opgaaf, die wij dienaangaande bezitten1). Krijgskundigen van vroeger en later hebben uit de aard der zaak veel critiek op de onderneming geoefend. In 't bijzonder wordt de onvoldoende voorbereiding gelaakt, alsmede het feit, dat de aanval over een te breed front was opgezet, dus de kracht te veel ver snipperd; met name had men zich tegenover de hoornwerken tot neutralisering door vuur kunnen bepalen. Wij keren thans terug tot de enkele uren Zuidelijker gekampeerde legers. De spanning was hier nog steeds groot, doch er volgde geen dramatische ontlading. In de Franse legerplaats werd aanstonds na de komst van Cha- millart krijgsraad gehouden. De tijd voor een aanval was, dank zij de opgeworpen versterkingen, feitelijk reeds voorbij, doch de order van de koning luidde ondubbelzinnig. Het minste wat men kon doen was dus althans een voorwaartse beweging. De 11e brak het leger derhalve op, en legerde zich ongeveer een kwartier van de vijande lijke stelling in de lijn Ennevelin-Avelin-Seclin, met het hoofd kwartier te Pont a Marcq. Een batterij van ongeveer 20 stukken werd in stelling gebracht tegenover het dorp Ennetières, dat als een bastion kort voor de geallieerde stelling lag. Van half vier des middags tot de avond beschoot St. Hilaire's geschut het dorp, zonder dat belangrijke verliezen werden toegebracht. Marl borough had als vanzelf spreekt aanstonds bericht naar het in- sluitingsleger gezonden, met het gevolg, dat nog dezelfde dag Eugenius en Johan Willem Friso met het zelfde detachement cavalerie als een week tevoren en 19 bataljons hun oude stellingen betrokken. De geallieerde troepen rustten die nacht in de wapenen, in de Verlieslijst in St.Gl. 3920 fol. 1197 verso, zie Bijlage 40. Lijst der gedode en gewonde ingenieurs tot 8 September in St.Gl. 677. Zie ook Eur. Mere. 202. 3£2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 384