beleg te dwingen. Wederom vertrok een koerier naar het hof om
's konings toestemming op de nieuwe operatie te verzoeken, en toen
de monarch zich met het gegeven advies bleek te verenigen kon tot
de uitvoering worden overgegaan.
De i ^e September verlaat het Franse leger zijn stelling en legert
zich tussen Orchies en Mons-en-Pévèle, de 16e bij Orcq, even ten
Westen van Doornik. Chamillart keert deze dag naar het hof terug.
Marlborough breekt thans insgelijks op en neemt stelling tussen
Péronne en Forest achter de Marcq, front naar Doornik1).
Terwijl het Franse leger nog in zijn stelling van Pont a Marcq
stond werd, naar Goslinga in zijn mémoires bericht, in het ge
allieerde hoofdkwartier beraadslaagd over een onverhoedse aanval
met het gehele leger op de Franse stelling, bij het aanbreken van de
dag. Hoewel vele generaals aan deze handeling een grote kans op
succes toekenden, kon zij echter de goedkeuring der beide veld
heren niet wegdragen. Een andere lezing geeft Berwick in zijn
herinneringen. Hij is overtuigd, dat de Fransen bij deze gelegenheid
de dans zijn ontsprongen, maar volgens hem zijn het de gedepu
teerden te velde geweest, die hun toestemming tot de door de veld
heren gewilde aanval weigerden te geven. Als getuige a charge tegen
de gedeputeerden wordt Petkum, de Holstein-Gottorpse resident
in Den Haag aangehaald, die bericht dat de Staten de gedeputeerden
zouden hebben verweten, dat zij de generaals van de aanval hadden
weerhouden.
Er zou zich dus een nieuw geval als dat van Overijssche hebben
voorgedaan. Maar in tegenstelling tot dit laatste incident, dat zoveel
stof deed opwaaien, spreken noch de Staten, noch de gedeputeerden,
noch de generaals van het beweerde conflict in hun brieven. En dat
Marlborough en Eugenius, indien zij de aanval ernstig hadden
gewild, tezamen geen kans zouden hebben gezien, zich tegen de
gedeputeerden te doen gelden, die vanuit Den Haag stilzwijgend het
consigne van inschikkelijkheid meekregen, moet ten enenmale on
aannemelijk worden geacht. Nog daargelaten, dat wij Goslinga,
die men in zijn mémoires wel op onnauwkeurigheden, maar niet op
opzettelijke onwaarheden betrapt, als zegsman in deze hoger aan
slaan dan Berwick en Petkum tezamen 2).
De 17e September gaat het Franse leger bij Doornik over de
Schelde, die van nu aan als insluitingslinie wordt gebezigd. De
3 34
q Pelet VIII-97, 98; Murray IV-226. Een groot voorstander van het nieuwe plan is Bergeyck
(Bergeyck aan Chamillart ij September, bij Pelet 43$ vlg.).
2) Goslinga, Mém. 8o; Berwick, Mém. II-31, 32; Coxe 11-^39- Het bericht van Petkum bij
Taylor II-191