krachten naar Mainz in plaats van naar Wezel in mars te zetten. Tevens zond hij de koning het veldtochtsplan van de markgraaf van Baden. Van zijn eigen plannen, zo berichtte hij, kon hij nog geen mededeling doen, daar deze eerst na overleg met de Staten konden worden vastgesteld. Het antwoord van Frederik i kwam de 30e. Het was bepaald onvriendelijk. Met name was de koning verstoord, omdat men wèl een krachtig beroep deed op zijn troepen, doch niets omtrent de operatieplannen meedeelde. Tevens stelde hij een aantal eisen, en dreigde, indien deze niet spoedig werden ingewil ligd, geen troepen meer te zullen zenden boven die welke reeds in Italië en de Nederlanden stonden. Marlborough maakte zich ern stig ongerust over dit bits bescheid, vooral omdat hij vreesde, dat er meer achter stak, dan men uit de brief kon opmaken. Aan lord Raby, de toenmalige gezant in Berlijn, schreef hij'I wish there may not be more in this than we are aware of, and must pray your Excellency will be very watchful and diligent in your endeavours to penetrate what his designs may be'. Van de Staten schreef hij de 30e aan Godolphin 'In short, they are very much afraid of the king of Prussia, and their own people'. Inderdaad was met Pruisen, afgezien nog van de erfeniskwestie, waarover het gekibbel geen einde nam, het aantal wrijvingsvlakken legio. Wekelijks bestookte des konings gezant von Schmettau, de vaderen in Den Haag met memories. Zoveel was althans zeker, dat op het zenden van Pruisische troepen naar Italië boven de 8000 man, die daar reeds waren, geen kans bestond T). Met de bereidwilligheid der andere bondgenoten stond het al even slecht. De keurvorst van Hannover had zekere redenen van on tevredenheid over de Engelse regering, en weigerde zijn toestem ming, ook nadat Cadogan nog eens uit Den Haag naar zijn residentie was gekomen om, in opdracht van Marlborough, een laatste po ging te doen, haar te verkrijgen. Voor de Deense koning was de chronische achterstalligheid in betaling van zijn troepen een vol doende reden om zijn medewerking te weigeren; hij verbood zelfs van zijn standpunt terecht zijn regimenten, hun kantonnementen te verlaten alvorens aan hun rechtmatige eisen was voldaan. Van Hessen-Kassei werd 7 Mei toestemming ontvangen, nadat Marlbo rough zijn schriftelijke verzoeken nog door een persoonlijk bezoek van Geldermalsen aan het keurvorstelijk hof had doen ondersteu- Brieven van Marlborough van 26 Maart a.d. koning van Pruisen, Wartenburg en Wratislaw, bij Murray II-471 vlg.van 27 April aan Raby en Geldermalsen, id. 474, 475; 30 April aan Raby, id. 477; de prins van Salm aan Marlborough, Wenen 28 April 1706, id. 492. l8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 38