Alles zou echter afhangen van het al of niet doorkomen van het grote convooi, waartoe voertuigen de 22e van Kortrijk waren ver trokken. Reeds de dag tevoren berichtte de brigadier Vegelin van Claerbergen, die thans te Oostende het bevel voerde boven Caris, dat de vijand, door het openzetten der sluizen te Nieuwpoort en het doorsteken van de dijken langs het kanaal van daar naar Brugge, trachtte de wegen naar de havenstad onbruikbaar te maken. De brug te Leffinge, die de voornaamste gemeenschap vormde, kon, zo schreef hij, die dag al niet meer worden gebruikt. Vegelin van zijn kant zond detachementen uit om wat er in het Vrije van Brugge en in het Kamerlingambacht aan wagens te vinden was, op te halen, en gaf, samen met Caris, order tot stoppen van de gaten in de dijken en herstel van de brug van Leffinge1). Marlborough zond de kapitein Armstrong, die wij reeds eerder hebben ontmoet, naar Oostende om met Erle en Vegelin te overleggen aangaande het gebruik van de nieuw aangekomen troepen en de verdere toestand. Erle zond een detachement van 800 man naar Walravezijde tot beveiliging van het convooi tegen Nieuwpoort, en 200 man om de brug van Leffinge vrij te houden. Van demonstreren tegen Brugge en het innemen, zo mogelijk, van het zo belangrijke fort Plassendael, wat Marlborough had gewild, is blijkbaar niet veel gekomen. Mogelijk heeft ook een aanslag op Brugge in diens bedoeling gelegen, en was dit het 'dessein' waarover Armstrong moest spreken; er moesten bombardeergaljoten bij te pas komen, die echter niet met de vloot waren meegekomen. Ook het geringe getal en de 'slegte toestand' der gelande Engelse troepen was een beletsel, en het meest denkelijk nog de aankomst van La Mothe met een troepen macht te Brugge. Bovendien werden juist in deze tijd nog troepen uit Staats Vlaanderen naar Antwerpen gezonden, vermoedelijk om de bataljons van Murray te vervangen, die vandaar ter beveiliging van Brussel waren vertrokken. Om al deze redenen was het beter, zich tot de hoofdzaak te bepalen, n.l. het doorbrengen van het convooi, wat al moeite genoeg zou kosten 2). Gelukkig kwamen in de avond en nacht van de 24e September de wagens zonder ongevallen in Oostende. De zes bataljons geleide bleven achter te Leffinge, waar de brug inmiddels was hersteld, en waar het convooi zou moeten passeren. De 2 ge, de nacht van 2^ op 26, en de morgen van de 26e werd onder leiding van Caris met 363 Vegelin v. Claerbergen a. d. St.Gl. 21 September (St.Gl. 8224). 2) Murray IV-231, 236, 237. Ouwerkerk a. d. St.Gl. 24 September (S.G1. 502ib). Vegelin v. Claerbergen aan id. 25 September (zie nt. 1).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 395