Het vuurgevecht hield nog geruime tijd aan, zodat de gehele actie
ongeveer twee uur duurde, en de duisternis een einde aan het ge
vecht maakte. Beide partijen bleven in hun posities totdat de ge
allieerden middernacht het convooi dat intussen achter het bos van
Wijnendaal om was gemarcheerd, naar Rousselaere volgden, onder
weg de ruiterij ontmoetende. De verliezen der geallieerden waren
zwaar naar verhouding tot hun sterkte, n.l. 912 doden en gewonden.
Die van de vijand moeten, gezien het verloop van de strijd, nog
belangrijk zwaarder zijn geweest; volgens de deserteurs, die welis
waar, gelijk men weet, de eigen verliezen steeds overdrijven, tussen
3 en 4000 man. De hoofdzaak was echter, dat het convooi gered, en
daarmee de voortzetting van het beleg voorlopig verzekerd was.
Grote vreugde heerste dan ook in het geallieerde- diepe teleur
stelling, gepaard met hevige verwijten aan het adres van La Mothe,
in het Franse kamp. Behalve de ontactische nachtmars van de 27e
werd hem vooral aangerekend, dat hij niet, gebruik makend van zijn
sterke cavalerie, het bos van Wijnendaal was omgetrokken en hetzij
op het convooi, hetzij op de rechterflank en rug der tegenpartij was
aangevallen.
La Mothe verdedigt zich hiertegen uitvoerig in zijn verslag, en
zonder terreinkennis is het moeilijk, in deze zaak een oordeel te
vellen. Zeker is echter, dat hij de tegenpartij heeft overschat; o.a.
meende hij dat diens cavalerie 'a portee' was, en dat Marlborough
met een grote macht van de kant van Rousselaere naderde1).
Grote lof oogstten anderzijds Webb en Nassau Woudenberg
wegens hun uitstekende maatregelen voor- en leiding tijdens het
gevecht. Goslinga vraagt voor Ouwerkerks zoon, 'le comte
Corneille' bevordering tot generaal-majoor, wat hij inderdaad
ruimschoots verdiende. In de annalen der Nederlandse infanterie
kan de 28e September 1708 gelden als een dag van roem. Van de
24 bataljons welke in actie zijn geweest, behoorden er twaalf of
dertien tot de nationale troepen. De grote verdienste van Webb
werd een ogenblik verduisterd ten gevolge van verkeerde bericht
geving, die in Engeland een vinnige ruzie deed ontstaan. Het eerste
i) Over Wijnendaal: 'Relation de ce qui s'est passé a Wynendaalle 28 September 1708 etc.', in
St.Gl. 8224, id. Lamberty V-124, en vertaald in Eur. Mere. 278; Relaes (anoniem) in Eur. Mere.
277; Ged. te velde a. d. St.Gl. 29 September (St.Gl. 3021», Eur. Mere. 281); Ouwerkerk a. d.
St.Gl. 29 September (St.Gl. jo2ib, Eur. Mere. 282). Campagne de Lille 41-49, met verlieslijst (Zie
Bijlage 42). Goslinga aan Heinsius 2 October (H. A. 1284). Van Franse zijde: het verslag van La
Mothe, bij Pelet 444-449; Quincy 336-360; Berwick, Mém. II. 31-40; Feuquière Chap. 61,
p. i^6 (Amstm 1741).
Over La Mothe: St. Simon XII, Chap. 210, p. 81, 82 (uitg. 1840). De Franse verliezen vlg. Quincy
V-360 pl.m. 2300 doden en gewonden. Aangaande de door het convooi gevolgde weg: La Mothe
aan Berwick 3 October bij Pelet 461Berwick aan Bourgondië 27 September in Mém. II-439.
370