bericht in de London Gazette maakte namelijk abusievelijk alleen van Cadogan als de overwinnaar gewag, wat al spoedig heftige protesten en hatelijkheden tegen Marlborough, die jaloers zou zijn op een mededinger, uitlokte. En daar Webb toevallig een Tory was, maakte, als in het geval - Peterborough, de politiek zich de zaak ten nutte, en strooide de onzinnigste geruchten uit. Marlborough haastte zich, in diverse brieven de zaak recht te zetten en Webb voor bevordering tot luit.-generaal voor te dragen, wat de slechte indruk, hier en daar gewekt, maar nauwelijks kon wegnemen. Ook in een brief aan Slingelandt erkent de hertog de verdien sten zowel van Webb als van Nassau-Woudenberg, welke laatste hij, evenals Goslinga, aanraadt, te bevorderen1). In het leger der Twee Kronen kregen de Spaanse troepen, die het meest hadden geleden, de schuld van de nederlaag: de gewone gang van zaken waar een sterke en een zwakke bondgenoot samenwerken. De critiek op La Mothe vermeldden wij reeds. Ook Berwick heeft een hard oordeel over de generaal, die hij de dag voor de slag had verlaten. Wat niet wegneemt dat, indien deze zijn raad had opge volgd en nog langer op de komende versterkingen had gewacht, het convooi zonder strijd zou zijn doorgekomen. Met de veilige aankomst van het grote convooi is wederom een spannend moment in de veldtocht afgesloten. Andere zouden nog volgen. Dat over de convooien uit Oostende het laatste woord nog niet was gesproken, viel gemakkelijk in te zien. Om deze reden achtte Marlborough het wenselijk, het observatieleger meer naar de kant van Vlaanderen te verplaatsen. De 29e werd een kamp be trokken met de linkervleugel bij de abdij van Marquette, de rechter bij Meenen, en het hoofdkwartier bij Roncq. q Het voorbarige bericht in de London Gazette was een gevolg van een brief van de erfprins van Hessen aan deSt.Gl., waarin verschillende onjuistheden voorkomen. Zo was er van de 'onlangs uit Engeland gekomen' bataljons geen bij de slag aanwezig. De enige Engelse bataljons waren volgens de verlieslijstRoyal Irish en Preston. De brief van Hessen Kassei bij Lamberty V-123. Zie verder: Churchill II, 449-431V. 't Hoff nr. 674; Trevelyan, 'Ramillies'-392. 371

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 403