geringe afmetingen terug te brengen. Volgens de Europische Mercurius b.v. 'ontsnapten' slechts ruim 300 man in de stad1). Doch niettemin heerste er teleurstelling, gepaard met critiek. Allereerst wegens het falen van de verkenningsdienst, waardoor een 6 km lange colonne onopgemerkt de barrière kon bereikenvoorts over de zorgeloosheid, blijkende uit het feit, dat op een der belang rijkste toegangswegen in plaats van een behoorlijke barrière een eenvoudig tourniquet was aangebracht, en niet het minst ten slotte omdat Eugenius een paar dagen tevoren was gewaarschuwd, name lijk door een edelman uit de streek, die te Douai de voorbereidingen had waargenomen en dit persoonlijk in het hoofdkwartier was komen mededelen, doch zonder dat er op enigerlei wijze op werd gereageerd. Het is Goslinga weer, die deze bijzonderheden, waar over de brieven zwijgen, in zijn mémoires meedeelt, ten bewijze dat Eugenius, voor wie hij overigens de grootste verering koestert, niet steeds van een zekere zorgeloosheid was vrij te pleiten. Zo vestigt hij ook de aandacht op de spreekwoordelijk geringe zorg, welke men in de Oostenrijkse legers, gelijk in het algemeen in Zuid- en Oost Europa, had voor voeding, betaling, kleding en uit rusting der soldaten; een toestand, die Eugenius natuurlijk niet goedkeurde, maar als een onvermijdelijk gegeven aanvaardde 2). Dat Marlborough zijn kamp de 29e September van Lannoy naar Roncq verplaatste, mocht als een teken worden opgevat, dat het zwaartepunt der operaties voorshands in Vlaanderen en de kust streek zou liggen 3). Daar de koning van een nieuwe actie tegen het insluitingsleger, welke VendÖme voorstelde, niet wilde weten4), was in het ver breken van de verbinding met Oostende de enige mogelijkheid gelegen om Rijssel te behouden. De opgaaf was niet eenvoudig, zo lang men en dit was de uitdrukkelijke wil des konings niet alleen voor de veiligheid van Gent en Brugge bleef waken, maar ook de boven-Schelde bezet hield. Ten slotte kon men ook het platteland van Picardië en Artois niet geheel ontbloot laten, hoewel de koning, gezien het vergevorderde seizoen, hier geen ernstig gevaar duchtte. Het kwam dus in feite neer op het bezetten van een in sluitingslinie van Nieuwpoort, over Brugge en Gent tot Doornik, met Marlborough in het kamp van Roncq op de binnenlijnen. 374 1) Eur. Mere. 249, 250; Marlborough aan Sunderland 29 September, bij Murray IV-243. 2) Goslinga, Mém. 7^-77. 3) Ouwerkerk a.d. St.Gl. 29 September (St.Gl. $o2ib). 4) Pelet VIII-108.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 406