Dit laatste bracht mee, dat de Britse veldheer in Vlaanderen ge makkelijk met overmacht kon optreden, hetzij om slag te leveren, hetzij om een nieuw convooi, dat reeds weer in Oostende werd bijeengebracht, te beschermen, hoewel anderzijds de aanwezigheid van de vijand aan de Schelde hem dwong, steeds 'a portee' van het leger van Eugenius te blijven. Een en ander leidde tot het streven aan Franse zijde om, met vermijding van grote gevechten, en gebruik makende van de geo grafische gesteldheid van de kuststreek, de door de convooien te volgen weg te onderbreken door inundaties en door gemakkelijk verdedigbare posten op de wegen en dijken. Daar de belangrijke schans van Plassendael reeds in Frans bezit was, hing thans alles af van de post bij de brug van Leffinge, aan welks versterking de bondgenoten uit alle macht werkten. La Mothe, wiens leger met de laatst aangekomen versterkingen 43 bataljons en 63 eskadrons sterk was, verschanste zich na het gevecht bij Wijnendaal bij Oudenburg, en bezette tevens de Flaegebrugge bij Snaeskerke als mede Ghistelles, waar het zo fel omstreden convooi had moeten passeren. Het belang van Leffinge zag La Mothe terdege in, en in een brief aan Berwick van 3 October ontwikkelt hij reeds een uitge werkt plan voor de aanval op de post, doch tot geluk voor de ge allieerden is deze om een of andere reden niet tot uitvoering ge komen. De goede tijd ervoor hebben de Franse legerhoofden laten voorbijgaan 1). Dat het militaire vraagstuk, van Frans standpunt gezien, niet een voudig was, bewijst een ganse reeks van plannen en beschouwingen, vervat in brieven en memoriën, welke zijn gewisseld tussen de koning, Bourgondië, Berwick, La Mothe, Chamillart en Chamlay. Hoewel van groot belang voor de kennis van de toestand en van de aan Franse zijde bestaande ideeën, laat ons bestek niet toe, op deze stukken nader in te gaan 2). Dat krachtige maatregelen noodzakelijk waren, was echter buiten twijfel, en dit is de reden, waarom VendÓme besloot, zelf het bevel in Vlaanderen in handen te nemen. De 3 e October vinden wij de maarschalk in het kamp van Oden- burg. De toestand der inundaties, zoals hij die aantrof, was onbe vredigend; Leffinge werd er door beschermd, maar de wegen bleven grotendeels vrijmet name die van Slype naar St. Pieters Lod. xiv aan Bourgondië, Versailles 3 October, bij Pelet 463-465; idem 8 October Pelet 485. Pelet 461, 486. Ouwerkerk a. d. St. Gl. 6 October (St. Gl. 5021c). 2) De stukken bij Pelet VIII, p. 459-487. 375"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 407