aankomst dier troepen reeds teruggetrokken, had ze derhalve niet
nodig, en zond ze na enige dagen weerom. Het laat zich overigens
begrijpen, dat het coördineren der bewegingen van twee zo ver van
elkaar staande en door vijandelijk gebied gescheiden legers met grote
moeilijkheden gepaard moest gaan.
Marlborough keerde de 9e October met het leger terug naar
Rousselaere, waar het tot eind November zou vertoeven. De plaats
was gunstig gelegen om op alle fronten een wakend oog te houden,
en de afstand tot Eugenius' strijdkrachten bedroeg niet meer dan
twee dagmarsen. Voor het begeleiden en beveiligen der convooien
en andere taken zorgden verder detachementen, welke van uit de
hoofdmacht steeds konden worden versterkt. Zo werd Van
Lottum de 1 ie met een korps naar Moorslede gedirigeerd. Kleinere
afdelingen bezetten o.a. Hooglede, Coeckelaere, Thourout, Corte-
marck, St. Pieters Capelle, Zevecote, Zande, Moere en Dixmuyde1).
De weg der convooien leidde van Oostende door het Kamer-
lings-ambacht, een lage, waterrijke streek, naar Leffinge. Van hier
voerde enerzijds een weg over Slype en St. Pieters Capelle, anderzijds
een over Zevecote, Zande en Moere naar Coeckelaere. Vandaar ging
het over Cortemarck, Hooglede en Rousselaere naar Meenen, waarbij
over het traject Rousselaere-Meenen nog rekening moest worden
gehouden met de bedreiging vanuit Ieperen. De grens van het onder
gelopen land lag ongeveer bij St. Pieters Capelle en Zande.
Aanvankelijk werd het meest de weg over Slype en St. Pieters
Capelle gebruikt. In laatstgenoemde plaats lagen 1000 man onder
Savary. Ook de verdienstelijke verbindingsofficier Armstrong had
hier een tijd lang zijn standplaats. De 1 ie werd het detachement nog
vermeerderd met 400 man uit Dixmuyde. Te Coeckelaere vinden
wij sedert de 12e Cadogan met acht bataljons; vijf andere lagen te
Cortemarck 2).
De Fransen hunnerzijds bezetten een keten van kleine, versterkte
posten op de dijken van het kanaal, van Nieuwpoort tot Plassendael.
Wegens de inundatie waren deze posten vrijwel onaantastbaar. De
voornaamste onderbreking was de post bij de brug van Leffinge.
Zij bestond, naar de berichten te oordelen, uit een schans op de
Westelijke kanaaloever, en retranchementen op de dijken aan weers
kanten van het kanaal. Mogelijk was ook het dorp Leffinge ter
verdediging ingericht, doch zekerheid hieromtrent bestaat niet.
Een tweede post hadden de geallieerden aan de brug van Slype.
De 9e lagen hier 1^0, te Leffinge 800 man, terwijl Erle met het
377
Feldzüge X-444; Murray IV-2£3-2Pelet 113, 114.
2) Pelet ii£, 116; Murray 2