de kant van Nieuwpoort; Puiguion zou met de hoofdmacht over de dijken aanvallen, een en ander in de nacht van 17 op 18 October. De onderneming viel samen met springtij, dat grote watermassa's het land binnenjoeg, zodat, gelijk Marlborough schrijft 'their galleys and armed boats rowed over the very places where we had posted our men, whereby they have destroyed a great tract of land for many years and prevented our drawing anything more from thence'1). Hoewel de inneming van de positie van Leffinge niet werd bereikt, waren niettemin de gevolgen van de gecombineerde aanval belangrijk. De vloot van Langeron, bijgestaan door de batterij op het de i^e bezette eiland, dwong de bondgenoten op St. Pieters- Capelle terug te trekken. De bezetting van de post van Slype, met afsnijding bedreigd, trok op last van Erle op Leffinge terug. De verbinding met Oostende was hiermee ten enenmale verbroken, zelfs voor koeriers. Aan de kant van Snaeskerke verdreef Dubois de geallieerden uit de aan het kanaal gelegen boerderij St. Jacob- Stoute, waar zij een depót- en overlaadplaats hadden. Zij werd met gloeiende kogels in brand geschoten, waarbij, naar van Franse zijde bericht wordt, veel voertuigen verbrandden en de wacht in het water moest springen om aan de vlammen te ontkomen. De hoofd aanval, die op de sterke post van Leffinge, werd afgeslagen; slechts door systematische nadering over de dijken zou men de sterkte kunnen bemachtigen. Hiermee begonnen de Fransen dan ook, n.l. op de Oostelijke kanaaldijk aan weerskanten van de brug, en op de Westelijke aan de kant van Plassendael. Twee batterijen, op de dijken opgeworpen, ondersteunden de aanval, die desondanks de eerste dagen slechts langzaam vorderde, daar op de smalle dijken slechts weinig ruimte voor het sapperen overbleef. De verdedigers, het regiment van der Beek en een joo tal Engelsen, weerden zich met de vier 'stukkies' waarover zij beschikten, zo goed mogelijk. Maar de Engelsen waren nieuwe, ongeoefende troepen, nog niet aan de oorlog gewend, en die van het regiment van der Beek, aan gevoerd door de majoor van Hemert, waren uitgeput door 'con- tinuele arbeijt en weijnig ruste'. Erle had vanwege het hoge water zijn kamp te Walravesyde moeten opbreken en verplaatsen naar de schans Albertus, welbekend uit het beroemde beleg van een eeuw geleden. Aangezien van de Engelsen, naar Caris meedeelt, de helft ziek en de rest in slechte staat was, en de nieuwe positie 'absoluijt' behouden diende te Pelet 117-120; Murray 269. 380

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 412