De officieren kregen op parool vrijheid van beweging binnen de stad, mits niet op de wallen komende1). De eerstvolgende dagen bleef de toestand vrij stationnair, alleen vuurden de Fransen sterk uit hun batterijen, welke zij tot zes hadden vermeerderd. Veel schoten zij met gloeiende kogels, naar de plaatsen waar zij van deserteurs hadden gehoord dat het buskruit lag opge slagen. Nadien wierpen de belegerden dit in het water. Hun ver liezen waren overigens gering, in tegenstelling tot die der Fransen, van wie Vegelin zegt, dat tijdens het beleg enige honderden sneuvel den. Met veel moeite werd weer een voetpad naar het fort gemaakt de aanvoer van levens- en krijgsbenodigdheden bleef echter als tot nog toe met bootjes geschieden. De 23e maakte men te Oostende een 'detail' van de troepen, waarbij bleek, dat de 11 Engelse, twee Neder landse (Caris en van der Beek) en een Spaans bataljon (dat van Avila) tezamen 3^ a 3600 man uitmaakten! Besloten werd, om de twee dagen 1000 man naar Leffinge te zenden, waarvan 2/3 Engelsen 2). Eindelijk besloot Vendome, die dagelijks bij het beleg was, de knoop door te hakken. Wetende, dat het beleg van Rijssel zijneinde naderde, gelast hij een algemene aanval in de morgen van 2£ Octo ber. Hiervan bericht hebbende zendt Erle de avond te voren, boven de 1000 man die te Leffinge lagen, er nog ruim 100 man van Caris en 1 £0 Engelsen heen, die zich in het dorp op het kerkhof legerden. De aanval geschiedde weer onder leiding van Puiguion, die £000 man commandeerde, terwijl Langeron er, volgens Pelet, 2^00 met zijn vloot aanvoerde. Deze laatsten landden des nachts op een droog- blijvende strook gronds, en bestormden om zes uur des morgens op vijf punten het dorp, dat zij tegelijk van het fort afsneden. De bezetting van het dorp, naar het schijnt alleen de bovengenoemde 2 5"o man op het kerkhof, waren na enige tegenstand genoodzaakt, zich terug te trekken op een retranchement buiten het fort. Nog vóórdat van een aanval op het fort zelf sprake was, achtte de com mandant, de Engelse kolonel Caulfield, het nodig, te capituleren, waarbij de bezetting krijgsgevangen werd. Uit alles blijkt, dat de leiding bij deze gelegenheid zeer slecht is geweest, met name dat het dorp naar verhouding te zwak bezet is geweest, en een te groot deel der bezetting in het fort opeengehoopt was. Caris verloor hier, met zijn luit.-kolonel Larocque, ruim 2^0 man van zijn regiment, dat nu, na andere voorafgaande verliezen, nog slechts een goede 220 man telde. Caris a. d. St.Gl. 21 October, I.e.; Vegelin v. Claerbergen a. d. R.v.St.21 October (R.v.St. 677)- 2) Vegelin v. Claerbergen 23 October, I.e. 382

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 414