De Fransen schijnen niet meer dan een man of acht te hebben verloren. Voor de geallieerden was er bij deze tegenslag slechts één troost, maar een goede: dat Rijssel twee dagen vóór Vendome de aanval inzette, had gecapituleerd. Een andere was, dat althans de Hollandse soldaten zich bij de verdediging van het kerkhof behoor lijk van hun plicht hadden gekweten, maar dat de vijftig Engelsen aldaar zonder de minste tegenstand te bieden er van door waren gegaan, en zo de flank hadden bloot gegeven. 'Sijnde dit een saeke', zegt Vegelin, 'die bij alle beyde (d.i. Engelsen en Hollanders) geavoueert wert' 1). Melding dient nog gemaakt van de aanslag op Ath, waartoe gelijk met die op Leffinge was besloten. De leiding er van had d'Ar- taignan, die 300 grenadiers van het garnizoen van Bergen onder zijn onmiddellijke bevelen had. Verder zouden er 2600 man uit de legers van Bourgondië en Vendome aan deelnemen, o.a. onder Albergotti. Gerekend werd op de hulp van een der ingezetenen, zekere Le Grand, controleur der financiën, van wie verwacht werd, dat hij een onderaards poortje zou openen. Deze was echter op de vlucht, en bovendien was het slot veranderd, een maatregel die men somtijds uit veiligheidsoverwegingen ten aanzien van stads poorten e.d. placht te nemen. Slechts een deel der aangewezen troepen kwam op de afgesproken tijd, n.l. de 17e om 10 uur des avonds, op het verzamelpunt. D'artaignan met zijn voorhoede van 300 van de nodige gereed schappen voorziene manschappen, was te middernacht voor de stad, vond middel om de gracht over te steken en zich van het ravelijn meester te maken, doch het bleek niet mogelijk, hoewel men touwladders had meegenomen, de muur van de hoofdwal te be klimmen. Toen de resterende troepen niet vóór vier uur kwamen opdagen, begreep d'Artaignan dat de nacht te ver verstreken was, en gaf hij bevel tot de terugtocht. Veel gereedschap, als planken, jute zakken, mokers en touwladders, werd hierbij achtergelaten 2). Op het plan der Franse maarschalken, om gezamenlijk tegen Marlborough op te rukken, was nog vóór de val van Rijssel de goedkeuring des konings ontvangen. Bourgondië stelde daarop voor, de legers de 27e te Deinze te verenigen; Vendome wilde de vereniging uitgesteld zien tot de 30e, in de mening, dat hij eerst dan met Leffinge klaar zou komen. Reeds de 22e evenwel sloeg Vegelin v. Claerbergen 27 October (R.v.St. 677); idem November (R.v.St. 678); Caris a. d. St.Gl. 26 October, I.e.; Laroque aan Caris, Nieuwpoort 27 October (St.Gl. 502ic). Pelet VIII- 120, 121'Dispositions' id. 489; verslag van Puiguion id. 492-494. 2) Pelet VIII-119; Eur. Mere. 28^. 383

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 415