geweer', en 200 stormzeisen, behalve de reeds genoemde 20 000
pond kruit. Twintig bataljons en evenveel eskadrons kwamen in
stad en citadel in bezetting1).
Met de inneming der citadel zijn wij reeds een eindweegs vooruit
gelopen op de belangrijke gebeurtenissen, die intussen te velde
plaats grepen, en die het onderwerp van het volgend hoofdstuk
zullen uitmaken.
HOOFDSTUK XI
AANVAL OP BRUSSEL;
OVERTOCHT OVER DE SCHELDE
Toen Rijssel op 23 October capituleerde, bracht dit, hoe groot de
weerklank dier zegepraal ook mocht zijn in geheel Europa, voor
eerst nog geen wijziging in de algemene toestand. Op het beleg van
de stad volgde als het ware automatisch dat van de citadel. Wel was
door de gelijktijdige val van Leffinge de blokkade van Franse zijde
thans volledig geworden, maar dat zij het verlies der citadel zou
kunnen voorkomen was bezwaarlijk te verwachten. Anderzijds werd
het voordeel, dat de geallieerden thans minder troepen voor de
insluiting nodig hadden, goeddeels opgewogen door de zware bij
het beleg geleden verliezen. Dat de blokkade de bondgenoten in een
moeilijk parket bracht, is evenwel buiten twijfel. Reeds 10 October,
dus toen de verbinding met Oostende nog gaande gehouden werd,
was er te kort aan graan, geld, kleren, boter, zout en wijn, en sedert
dien zal de toestand er zeker niet op verbeterd zijn 2).
Hun allereerste en grootste zorg was nog steeds de korenvoor
ziening. Een geluk was hierbij, dat zij konden putten uit de rijke
graanvelden van Noord-Frankrijk, die door zwakke garnizoenen
slechts onvoldoende werden beveiligd. Versterking van de Franse
strijdkrachten in deze streken kon slechts geschieden ten koste van
398
(Zie Schets nr. 15)
1) De capitulatie o.a. bij Lamberty V-148; Eur. Mere. 1709 p.117 vlg.
2) Goslinga, Mém. 81 Slothouwer, Tijdspiegel 1890, p. 68. Goslinga zag in November de toestand
zeer somber in: zie zijn brief aan Burmania 30 November, (Archief Wassenaar, Twickel). Zeer
storend deed zich het onderscheppen van de post gevoelen; in bijna alle brieven werd hiermee
rekening gehouden. De Fransen schonden hierbij het bestaande oorlogsgebruik en de uitge
reikte paspoorten. Marlborough dringt daarom aan op het verbieden, bij wijze van repressaille, van
alle briefwisseling met Frankrijk (een oud Engels desideratum!) zie V. 't Hoff nrs. 677, 678.