memories, waarnaar wij voor het overige moeten verwijzen x).
Berwick had thans genoeg gekregen van de 'samenwerking' met
Vendome, en vroeg overplaatsing naar het leger in de Elzas.
Chamillart, die hem geen ongelijk kon geven, steunde zijn ver
zoek, waarop de 14e de toestemming van de koning afkwam. Twee
dagen later verliet Berwick het leger; de 22e was hij in Straats
burg 2).
In de dagen waarin de conferenties met Chamillart werden
gehouden, ontving Berwick de merkwaardige brief van Marl
borough waarover hij in zijn mémoires verhaalt.
Het was nu de goede tijd, zo schreef de Britse veldheer, om
vredesonderhandelingen te beginnen. Hij was van zijn kant alleszins
bereid, deze te doen slagen, en bracht de 'douceur' in herinnering,
welke hem in de winter van 1706 op '07 door d'Alegre was beloofd
voor soortgelijke bemoeiingen, en die twee millioen livres bedroeg.
Marlborough was toen niet op het aanbod ingegaan. De tijden
waren echter intussen veranderd, en thans heerste in geheel Europa
oorlogsmoeheid. Berwick bracht het voorstel van zijn oom aan
Chamillart over, die het aan de koning zond. De minister ver
beeldde zich echter, dat Marlborough's stap slechts een middel
was om uit een penibele toestand te geraken en het antwoord, dat
Berwick opdracht kreeg te geven, luidde dan ook, hoewel zeer tot
zijn teleurstelling, afwijzend.
Weinige maanden later zou men van Franse zijde nochtans met
voorstellen komen, doch onder nog heel wat ongunstiger omstandig
heden 3).
Terwijl te Rijssel het reeds beschreven beleg van de citadel voort
gang had, lag het 'grote leger' nog steeds in zijn legerplaats bij
Rousselaere. Tot dekking van het beleg behoefde het feitelijk niet
op te treden; des te meer actie was noodzakelijk tot het verzamelen
van graan en fourage. Het gold niet alleen het leger in leven te
houden, maar ook, de in ons bezit zijnde vestingen, met name Rijssel,
Meenen, Kortrijk en Oudenaarde, welker magazijnen reeds waren
uitgeput, met het oog op de aanstaande winter van voorraad te
voorzien. Allerlei detachementen werden dan ook uitgezonden ten
behoeve der koreninzameling. De verzwakking, welke het leger te
Rousselaere hierdoor onderging, zou bedenkelijk zijn geweest,
wanneer de vijand, om zijn grondgebied tegen de genoemde ex
ploitatie te beschermen, niet eveneens tot het doen van detache-
x) Pelet VIII, 123, 130, 49S-S07; Berwick Mém. II-49, $o.
2) Berwick, Mém. ll-go; Sautai 309.
3) Berwick II-^i Trevelyan, 'Ramillies' 397; Churchill II, 497 vlg., a. w. meer bijzonderheden.
40 I