cavalerie, die na het voetvolk marcheerde, groot oponthoud ten
gevolge van de in dit jaargetij zeer slechte wegen en het defileren
door Kortrijk, zodat zij eerst in de loop van de morgen van de 26e
m het kamp aankwam. Dientengevolge moest het uur van aankomst
aan de Schelde noodzakelijkerwijs worden verschoven. Marl
borough zond hiervan tijdig bericht aan Eugenius, die, na nog
slechts enkele uren te hebben gemarcheerd, zijn mars te Roubaix
staakte en aldaar overnachtte
Bij het korps van Eugenius bevonden zich, behalve Johan
Willem Friso, die de infanterie aanvoerde, koning Augustus van
Saksen en de landgraaf van Hessen-Kassel. De keurprins van
Hannover, de latere George 11 van Engeland, was reeds enige tijd
tevoren over Oostende huiswaarts gekeerd.
In de namiddag van de 26e zetten alle drie de groepen zich in
mars naar de Schelde. Lottum nam het bevel op zich over de
Noordelijke groep, die behalve de 10 bataljons en 20 eskadrons van
Dompre, bestond uit 6 bataljons onder de brigadier Schmettau en
20 eskadrons onder Bothmar, met 6 stukken en 14 pontons.
Wat de hoofdmacht aangaat marcheerde Marlborough zelf met
de rechtervleugel over Sweveghem en Tieghem naar Kerkhove, de
inker, die evenals het korps van Lottum, grotendeels uit Neder
landse troepen bestond, onder Tilly via Vight naar Elseghem.
Elet belangrijkste en moeilijkste werk, het slaan der bruggen, was
wederom opgedragen aan Cadogan, met een voorhoede-detache
ment van 8 bataljons, het nodige pontonmaterieel en enige lichte
artillerie.
Omstreeks middernacht kwam deze tussen Kerkhove en Elseghem
aan de Schelde. Onder begunstiging door de duisternis en nevel
weiden voor de linker- en de rechtervleugel elk twee bruggen
geslagen; de tussenruimte tussen de beide overgangspunten bedroeg
ongeveer een kwartier gaans. Van het slaan der bruggen bemerkte
de vijand niets. Ter verklaring van dit feit vinden wij vermeld, dat,
naar aan geallieerde zijde bekend was, om de twee uur een Franse
patrouille passeerde, en dat men onmiddellijk na het voorbijgaan
van een dergelijke patrouille, die zich onvoorzichtig door roepen
en zingen kenbaar maakte, met het leggen der bruggen een aanvang
maakte. Al spoedig stonden Cadogans bataljons op de Oostelijke
oever. Doordat de linkervleugel eerder ter plaatse kwam dan de
1 echter, en de overtocht geen uitstel kon lijden, ging eerstgenoemde
onder Tilly het eerst over de rivier; aan het hoofd de erfprins van
Mémh83enbUr8P' "2' Eugeniusa' d" Keizer 28 November (Feldzüge X, SuppB 3S6). Goslings,
410