aarde op te rukken, de vijand hier te verjagen, en aldus de overgang bij Oudenaarde vrij te maken, voor het geval zij elders mocht mislukken. Zulks in afwijking van Marlborough's be doeling, die gelijk reeds werd medegedeeld, inhield dat Lottum zich bij Gavere, ter verdediging zou inrichten en nadere orders afwachten. Goslinga was dadelijk voor het voorstel te vinden, en onder steunde het krachtig bij Marlborough ook Cadogan scheen er voor te voelen. De hertog had er weinig oren naar, doch gaf ten slotte toestemming, naar eigen bevinding te handelen. Tevens be loofde hij, het garnizoen van Oudenaarde met zes bataljons te zullen versterken, ten einde gelijktijdig met de aanval van Lottum een uitval uit de bedekte weg te doen, en hiertoe de nodige orders te zullen geven aan Sichterman, die het bevel over het garnizoen voerde. Vol moed ging Goslinga met het korps op mars. Zijn eerste teleurstelling was, dat hij onderweg gezelschap kreeg van nog twee gedeputeerden, Van Rechteren en Van Collen, met wie hij blijkbaar op niet te beste voet stond. Opzettelijk had hij dan ook zijn voornemen om het korps te vergezellen tegenover hen ver zwegen. Hij had een gevoel, dat zijn collega's hem wel eens in de wielen zouden kunnen rijden, en dat hun komst het werk was van Marlborough en Cadogan. De tocht verliep overigens voorspoedig. Omstreeks middernacht kwamen de voorste troepen aan de Schelde. Aan de overzijde be merkte men geen teken van leven. Met losse pontons werden enige grenadiers overgebracht, en vervolgens de bruggen gelegd. Doordat men wel pontons, doch geen planken had meegenomen, moest hierin door afbraak van enige naburige huizen worden voorzien. Om twee uur precies gingen de eerste manschappen, de grenadiers van Fagel, over de brug. 'En effet', zegt Goslinga, 'tout marchoit avec une joie et une allégresse admirable'. Intussen beraadslaagden de gedeputeerden met Lottum en de voornaamste andere generaals over hetgeen na de overtocht te doen stond. Tot verbazing van Goslinga en Chan- clos bleek al dadelijk, dat Lottums orders ongewijzigd waren ge bleven: van een mars in Zuidelijke richting wist de generaal niets, hoewel hij met het plan op zich zelf kon instemmen. Van zijn stand punt terecht, verklaarde hij, zich aan de uitdrukkelijk gegeven order te willen houden, maar, zo voegde hij er bij, daar hij zowel in Staatse als in Britse dienst was, zou hij de voorgestelde operatie uitvoeren, indien de gedeputeerden er last toe gaven. Goslinga was hiertoe 414

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 446