voorgeschreven rol van afwachten weinig aantrekkelijk vonden 1). Het feit, dat de overtocht over de Schelde bijna zonder strijd kon geschieden leidt tot de vraag, welke tegenmaatregelen men aan Franse zijde had genomen, en zelfs, of het hier wel ernst geweest is met de Schelde-verdediging. Wij zagen reeds, dat de voornaamste Franse legerhoofden weinig of geen vertrouwen hadden in de moge lijkheid, het 90 km lange riviervak tussen Gent en Doornik met goed gevolg te verdedigen; feitelijk was alleen de wens van de koning oorzaak, dat men de bezetting ervan handhaafde. De 17e November vroeg Bourgondië, nadat zijn leger wederom een ver zwakking had ondergaan door het zenden van een detachement naar Artois, nieuwe orders aan de koning. Uit het antwoord van de monarch, gedateerd de 19e te Versailles, blijkt, dat deze in beginsel reeds was besloten, het leger uiteen te doen gaan, en slechts de noodzakelijke troepen, namelijk 40 bataljons en evenveel eskadrons, ter bezetting van Gent, Brugge, Leffinge en Plassendaele achter te laten. De voornaamste beweegreden hiertoe was, dat de cavalerie bij langer uitstel dreigde geheel te gronde te gaan wegens fourage- gebrek. Zij kon ten hoogste nog tot eind November het veld houden, terwijl die der geallieerden, gelijk men wist, in uitstekende toestand verkeerde. Het opheffen der blokkade wilde de koning, hoewel node, in de koop meenemen, en evenzo het nadeel van het leger eerder te doen uiteengaan dan de tegenpartij. Wel een bewijs, dat de toestand kritiek was. Alvorens een definitief besluit te nemen, wilde Lodewijk echter nog de mededeling van Bourgondië en Vendome aangaande hun eventuele plannen afwachten 2). Als antwoord ontvouwde Vendome een plan in zijn brief van de 2 2e. Hij wilde in stilte 40 bataljons en 120 eskadrons bij Doornik samentrekken, hier de Schelde overgaan, in één nachtmars naar Rijssel marcheren de afstand bedraagt een 2$ km en in de morgenstond een verrassende aanval doen op de linies rondom de citadel, welke hij onvoldoende afgewerkt en zwak bezet wist. De gehele krijgshandeling moest geschied zijn eer Marlborough er in het kamp van Rousselaere kennis van kreeg, nog minder tijd had om Eugenius te hulp te snellen. Gelijktijdig zouden La Mothe tegen Marlborough en Cheyladet tegen La Bassée demonstraties ver- x) Goslinga, Mém. 83. Goslinga aan Burmania, Aalst 30 Nov. (Archief Twickel). Dat men ook met Schulenburgs mededelingen voorzichtig moet zijn blijkt uit p. 374 van zijn 'Leben und Denk- würdigkeiten'waar hij een geheel onware voorstelling geeft van het gebeurde bij de groep van Lottum. Even dwaas is zijn mededeling in margine op dezelfde pagina, dat Marlborough de gede puteerden een geduchte schrobbering zou hebben gegeven. Een dergelijk onpolitiek optreden lag allerminst in Marlborough's gewoonte. 2) Pelet 133, 135 vlg. 417

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 449