De meeste kans toch bestond er op een aanval ten Noorden van
Escanaffles, waar de Westelijke oever op vele plaatsen de Oostelijke
domineerde. De retranchementen hadden, wegens gebrek aan
pioniers, weinig te beduiden, uitgezonderd tegenover Oudenaarde,
waar zij evenwel voor de beschikbare bezetting te uitgestrekt waren.
De kans om de verschillende detachementen tijdig bij het bedreigde
punt samen te trekken was bij de gebrekkige wegen en verkeers
middelen gering. Gunstige factoren voor de aanvaller waren nog de
geringe breedte der rivier (bij Oudenaarde ongeveer 30 m), zodat
slechts weinig tijd voor brugslag nodig was, en vooral de lange
nachten. Het is duidelijk, dat onder deze omstandigheden de ver
dediging van de Schelde een vrijwel hopeloze zaak was. De onder
stelling schijnt niet gewaagd, dat ook Vendome haar als zodanig
beeft beschouwd, en niet van zins is geweest, zijn leger er bij te
riskeren. FeuquiÈre althans weigert aan te nemen, dat de maar
schalk aan de mogelijkheid der verdediging heeft geloofd; 'il a trop
de bon esprit pour cela', zegt hij. Pelet blijkt van de zelfde mening.
Schijnbaar in tegenspraak hiermee is de brief, welke Vendome in de
avond van de 26e aan Chamillart schrijft. De maarschalk slaat
hierin een toon aan, zo optimistisch, dat het onmogelijk is, aan de
ernst er van te geloven. Wij kunnen er weinig anders in zien dan
grootspraak, passende bij Vendome's aard en gewoonte, en van
het zelfde waarheidsgehalte als zijn brief van 12 Juli, waarin hij
beweert dat bij Oudenaarde geen enkel vaandel of standaard ver
loren is gegaan1).
Tekenend is, dat Vendome het de 26e, toen reeds aan alle kanten
berichten binnenkwamen betreffende de geallieerde plannen en be
wegingen, het nog niet nodig vond, het leger van Saulchoi Noord
waarts te verplaatsen. Persoonlijk begaf hij zich des avonds naar
Berchem. Bourgondië gaf hij de raad, de volgende morgen met
het leger op mars te gaan. Tegen de raad van verscheidene zijner
generaals, die voorspelden, dat het dan te laat zou zijn, volgde
Bourgondië dit advies; dientengevolge werd het 8 uur 's morgens
van de 27e eer het leger zich in mars zette. Van Vendome kwam
bericht, dat hij de overgegane vijand zou aanvallen, en tevens het
verzoek om haast te maken. Maar van de aanval kwam niets, en alle
spoed kon niet beletten, dat toen het leger na enige uren marcheren
aan het riviertje de Ronne kwam, de kans op het terugslaan der
geallieerden totaal was verkeken. Men vond trouwens de hoogten
Pelet 139; Feuquière, chap. 70. p. 184. Vendome's brief van de 26e bij Sautai 312. Een der.
gelijke optimistische brief had Vendome ook reeds de 17e geschreven: Taylor II-237. Zie ook St-
Simon, T. XII, chap. 213, p. 124.
419