Des avonds openden de Fransen een loopgraaf op zeer korte
afstand van de barrière (30 roeden); de volgende morgen werd het
vuur hervat, met versterking van drie nieuwe batterijen. Toen een
bres in de stadsmuur was geschoten, de belegeraars het water af
tapten, een groot kwantum fascines aanbrachten en zich gereed
maakten, op vier plaatsen te stormen, liet la Motte tussen 4 en
uur 's middags de chamade slaan. Bij de volgende onderhandelin
gen eiste Albergotti overgave 'op discretie', maar de belegerden
antwoordden, dat zij dan liever in de bres wilden sterven. De
vijandelijkheden werden derhalve hervat, in de vorm van een hevige
beschieting, welke de belegerden met hun twee stukken zo goed
mogelijk beantwoordden. Dit hield tot des avonds negen uur aan;
om tien uur stelden daarop de Fransen een capitulatie voor op basis
van krijgsgevangenschap. De belegerden stemden hierin toe, en
zodoende werd een voor hen, gezien de omstandigheden, zeer eer
volle capitulatie gesloten, gedateerd op 1 December. Een 2£-tal
voormalige deserteurs, waarbij twee officieren, die bij overgave op
discretie wellicht het leven er bij zouden zijn ingeschoten, waren
in de capitulatie begrepen.
Een eigenaardige bepaling is, dat de Franse en Spaanse officieren,
die zich in de stad in gevangenschap bevonden, als krijgsgevangenen
zouden blijven beschouwd, totdat zij tegen ranggenoten van het
garnizoen zouden worden uitgewisseld. Dezelfde dag trok de be
zetting, 220 man sterk, uit en werd zij ontwapend en naar Bergen
gevoerd. Verliezen schijnen de belegerden, ondanks het hevig vuur,
niet of weinig te hebben geleden; die der Fransen worden als
doden en 7 gewonden opgegeven.
St. Ghislain tijdens de a.s. winter bezet te houden, paste waar
schijnlijk niet wel in de plannen der geallieerden. Slechts met een
sterk garnizoen, inspannende wachtdienst en onder voortdurende
alarmeringen zou men zich in een plaats, zo ver van de eigen vestin
gen en op zo korte afstand van Bergen gelegen, kunnen handhaven.
Anderzijds ging het ook niet aan, la Motte met zijn kleine, maar
dappere schaar aan zijn lot over te laten. Misschien zijn deze over
wegingen niet vreemd aan het feit, dat Marlborough eerst de 30e,
op de tijding dat St. Ghislain werd belegerd, DomprÉ met 40
eskadrons uitzond om te trachten, de plaats te ontzetten. Eer hij ter
plaatse was, had echter de overgave zich voltrokken. Achteraf was
het beter geweest, indien men de stad, met medeneming van de
aanwezige buit en voorraden, een dag na de inneming had verlaten1).
x) v. Pallandt a. d. ged. te velde, Ath, 28 November 1708, met relaas van het verrassen van St.
Ghislain (St.Gl. 8224). Eur. Mere. 1709, p. 46-48. Murray IV-326, 327; Goslinga, Mém. 93, 94.
423